Spring naar inhoud

Bruichladdich

Bruichladdich – Gaelic voor ‘heuvel aan de kust’ – is één van die distilleerderijen waarvan je niet onmiddellijk weet hoe het uit te spreken. Vooreerst moet je weten dat je bij Keltische namen eindigend op ‘ich’ nooit de ‘ch’ uitspreekt. Zo is het ‘Glenfíddie’ voor Glenfiddich. De ‘bruich’ wordt in het Engels ‘brook’, dus ‘Brook-Laddie’. Of gewoon ‘Laddie’, zoals Laphroaig ook wel eens ‘Laffie’ wordt genoemd.
Het is van de zeven actieve distilleerderijen op Islay de enige onafhankelijke.

Bruichladdich werd in 1881 gebouwd door de gebroeders Robert, William en John Gourlay Harvey op de oevers van Loch Indaal, op de weg naar Port Charlotte in het westen van Islay. Het kapitaal voor de nieuwe distilleerderij kwam uit het nalatenschap van hun vader, William Harvey, indertijd eigenaar van de Glasgowse distilleerderijen Dundashill en Yoker. In 1886 werd Bruichladdich Distillery Co geboren, voor 100% in handen van de Harvey familie.
Na de dood van Kenneth Harvey werd de productie op Bruichladdich van 1929 tot 1938 stilgelegd. Deze periode staat bekend omwille van de drooglegging (Prohibition), een tijd waarin vele distilleerders op de fles gingen. In 1938 werd de distilleerderij opgekocht door Associated Scottish Distillers Ltd, eigendom van het Amerikaanse National Distillers, die het in 1952 doorverkocht aan Ross & Coulter. Ross & Couler werd in 1960 eigendom van A.B. Grant. Net zoals bij andere distilleerderijen op Islay werden de moutvloeren in 1961 gesloten, aangezien Port Ellen met z’n enorme moutvloeren gans het eiland van gemoute gerst voorzag.
In 1968 nam Invergordon Distillers de distilleerderij over. Invergordon ging vanaf 1993 zelf deeluitmaken van Whyte & MacKay, op zijn beurt onderdeel van het Amerikaanse Fortune Brands. Fortune Brands sloot Bruichladdich in 1994. Het bleef gesloten tot in december 2000 Murray McDavid, een bekende Schotse onafhankelijke bottelaar, de distilleerderij kocht en verbouwde. Murray Mcdavid is ook vandaag nog voor 100% eigenaar.

Bij het renoveren van de distilleerderij werd er op toegezien dat de originele infrastructuur zoveel mogelijk werd bewaard, eerder dan het te vervangen door nieuwe apparatuur. Oude machines werden weggehaald en door locale ambachtslui volledig gerestaureerd. Zo is er in heel de distilleerderij geen enkele computer werkzaam. Eigenlijk kan je Bruichladdich beschouwen als een actief distilleerderijmuseum.
Jim McEwan, die eerder Bowmore leidde, werd ingehuurd als Distillery Manager. Hij werd niet minder dan drie maal uitgeroepen tot Distiller of the Year.
Bruichladdich heeft twee wash stills en twee spririt stills, vult z’n vaten op 70% alcohol, wat iets hoger is dan gewoonlijk en heeft sedert 2003 ook haar eigen Bottling Hall, waarmee het de enige distilleerderij op Islay is die z’n whisky ter plekke distilleert, rijpt én bottelt. Alle Laddie’s worden ‘unchillfiltered’ en ‘uncoloured’ (geen caramel toegevoegd) gebotteld, indien op drinksterkte is dit 46%. De volledige productie van Bruichladdich wordt gebruikt voor hun single malt whisky, niets gaat er naar blenders.
Eind 2006 kon het nieuwe management haar eerste botteling op de markt brengen die volledig onder haar beheer gedistilleerd, gerijpt en gebotteld was, de Port Charlotte Evolution 5y, een verwijzing naar de vroegere distilleerderij in Port Charlotte.

Enkele jaren geleden werd Bruichladdich onderwerp van een onderzoek van het Amerikaanse Defence Threat Reduction Agency (DTRA), toen bleek dat met het distillatiemateriaal chemische wapens konden worden gemaakt en het webcam systeem – op het distillatieproces te monitoren – werd gekraakt.

Sedert 2002 stookt Bruichladdich whisky onder drie verschillende labels:

  • Bruichladdich zelf, een overwegend niet tot licht geturfde malt (op enkele uitzonderingen zoals de 3D en de schitterende Infinity na).
  • Port Charlotte, een geturfde malt, op 40 PPM.
  • Octomore, s’ werelds zwaarst geturfde malt, op liefst 80,5 PPM. Nog niet geproefd, maar volgens mij kan je evengoed vloeibare asfalt drinken.

 
Lynne Mc Ewan, dochter van Jim, kwam enige tijd geleden een aantal recente bottelingen voorstellen in Tasttoe. Vandaag en morgen lees je wat ik er van vond. Van de bottelingen welteverstaan.
 
Celtic Nations, 46%, OB 2006, 7200 bottles – 75/100
Dit is een blend van Bruichladdich 1999 en Ierse geturfde whiskey, ik dacht van Cooley (Connemara). Turf indeed, in neus en smaak. Voor z’n 46% redelijk alcoholische neus, waarschijnlijk door de jonge leeftijd. Wat zoet ook. En duidelijke citrus. De smaak is dan eerder fruitig. Wit fruit. Appel en peer. Weinig complex, te jong. Afdronk op turf en granen.
 
Bruichladdich 12y, 46%, OB 2006 – Islay – 72/100
Beetje een tegenvaller. Redelijk fruitig (neus) en maltig (smaak van graan, mout), maar niks bijzonder. Minder door z’n voorganger, de 10y.
 
Bruichladdich Links V ‘Liverpool’ 14y, 46%, OB 2006 – Islay – 80/100
Fruitig en zoet. Perzik, honing, beetje vanille. Licht geturft. Mooi in balans. Lekkere whisky.
 

3 Reacties Post a comment
  1. JP #

    Gisteren een speciale botteling bij Whiskey&Whisky in Dordrecht gehaald (een Quarter Cask Bruicladdich van 6 jaar oud). Mogen proeven, errug lekker….ben gaan lezen over Bruichladdich en ze hebben heel wat leuke bottelingen die mijn interesse gewekt hebben.

    Maar wat ik me ni afvroeg…ze zijn in 2000 weer begonnen. Waar komen die oudere versies dan vandaan? Lagen die nog in het wharehouse ofzo? Wellicht een domme vraag, maar ik vroeg het me zo af.

    28 november 2009
  2. Herman Greeven #

    Hallo,
    Toen de nieuwe eigenaren (onder leiding van Mark Reynier) in december 2000 Bruichladdich kochten was dat inclusief de oude voorraad. Dus inderdaad, zoals je al zegt, ze lagen in de warehouses, en deze vaten zorgen ervoor dat ze de distilleerderij draaiende kunnen houden en is een vaste bron van inkomsten.

    24 januari 2010

Trackbacks & Pingbacks

  1. Murray McDavid « Onversneden

Plaats een reactie