Spring naar inhoud

Archief voor

Dufftown 34y 1976, The Nectar of the Daily Drams

Met enige vertraging (die Port Ellen kon ik gewoon niet langer laten staan) de laatste in het rijtje Daily Drams – oké, The Nectar of the Daily Drams, een Dufftown 1976. Oude – en zeker zo oude – Dufftown vind je niet gemakkelijk. De belangrijkste reden daarvoor is dat veruit het grootste deel van de productie altijd al naar blends (Bell’s, Johnny Walker) is gegaan.

 

Dufftown 34y 1976/2010, 56.2%, The Nectar of the Daily Drams
Een neus die het in eerste instantie moet hebben van granen en gist. Bierbeslag. Alcoholisch ook. Vernis. Een beetje hars. Tot nu dus niet echt om over naar huis te schrijven. Maar daarna komen er hooi en gedroogde bloemen door, net als honing en kruiden, en wordt het er een stuk aangenamer op. Is dat turf daar ver op de achtergrond? Gho ja, dit is best lekker, maar je moet er wat moeite voor doen om het te ontdekken. De smaak is stevig, erg stevig, en kruidig. Licht zilt ook en bitterzoet. Karamel, gember, knolselder en zoethout. Nogal heftig, eens zien wat water doet. Blijft heftig, het bittere gaat verder de strijd aan met het zoete, maar wint nooit. Lange afdronk op kruiden en zilt. Bijzondere whisky die je tijd moet geven. 85/100

Port Ellen 1982, Luc Timmermans for QV.ID

Luc Timmermans – je weet wel, ex-Malts of Scotland, ex-Handwritten Label, maar alles behalve ex-whiskyliefhebber, laat dat duidelijk zijn – had nog een vatje Port Ellen 1982 liggen, eentje dat hij voor z’n zoon wou bewaren (het hangt er toch maar van af waar je geboren wordt verdorie – mijn vader deed in Artispunten). Maar aangezien de whisky nu toch wel top was, en Koen Philips van QV.ID ofte Cuvee Idee het wel zag zitten een deel van dit vat onder zijn label te laten bottelen – hij zou zot zijn het niet te doen, staat hier nu voor mij een glas gevuld met deze whisky. De rest van het vat (100 flessen) werd gebotteld voor Whiskysite.nl. De flessen zelf zijn vanaf heden en exclusief te krijgen bij QV.ID.
Als sparring partner zet ik er de schitterende Port Ellen 24y 1982/2007, Dewar Rattray for The Nectar, cask 2464 naast, ondertussen al vaak gedronken, resulterend in een soliede 92/100. Kwestie van de lat meteen hoog genoeg te leggen, ik had deze QV.ID enkele weken geleden immers al eens kunnen proeven en wist dus in welke klasse hij speelt.

 

Port Ellen 28y 1982/2010, 57.5%, selected by Luc Timmermans, exclusively distributed by QV.ID, sherry puncheon
Heerlijke neus die enerzijds typisch voor Port Ellen 1982 is: veel zee-elementen zoals zilt, zeewier en jodium, zachte turf en fruit. Limoen, de schil van groene appels… maar hij gaat verder en dieper. Hij voegt nog een heerlijke kruidigheid toe (nootmuskaat, kaneel) en zachte karamel. Het geheel is vol, dik en romig. Ja, die neus is zalig. De smaak is beter. Echt waar. Vaak is het omgekeerd, maar hier doet de smaak er nog schepje bovenop. Het zilt en de kruiden dienen zich eerst aan, daarna zet het citrusfruit zich door en pas daarna komt de turf erbij, turf die heel lang blijft hangen, samen met het zilt. Een lichte medicinale toets. Hazelnoten en beukennoten. Prachtige evolutie en wat een balans! Niks, maar dan ook niks scherps, niks dat de balans op welk moment dan ook verstoort. Lange, erg lange afdronk op zilt, citrusfruit en romige turf. De beste jaren tachtig Port Ellen die ik al dronk. En ik heb nog een volle fles staan. Lucky me. 93/100
 
De score laat zich dus extra verantwoorden door de Port Ellen voor The Nectar. Een dijk van een whisky, maar de QV.ID wint toch het pleit door z’n extra dimensie, hij is nog wat complexer. Ronder ook.

Lochside 29y 1981, Daily Dram (48.6%)

We gaan dus verder op het pad van de Daily Drams. Ook morgen nog. Vandaag een Lochside 1981 op bourbonvat. Ik besprak reeds de Lochside 29y 1981, 51.8% van The Nectar, net als deze een joint-bottling met The Whisky Agency. Ik vond die zéér lekker, mijn verwachtingen bij deze op 48.6% zijn dan ook hoog gespannen.

 

Lochside 29y 1981/2010, 48.6%, The Nectar of the Daily Drams
Ja ja, weerom een zijdezachte, subtiele en aromatisch neus. Fruit (veel perzik, maar ook mandarijn en roze pompelmoes), bloemen en kruiden. Ik denk aan gember en nootmuskaat. Een beetje hout ook, boter… krijgt op de duur iets licht tropisch. Safari orange? Ha, op de smaak is dat tropische meteen aanwezig, maar dat kan zijn omdat ik er nu op lette. Passievrucht, mango, papaya en de mandarijn die ik al op de neus had. Een klein beetje zuur, maar dan de fruitige soort zurigheid. Een toegevoegde waarde hier, absoluut. De zachte kruiden en een beetje hout houden het geheel mooi in evenwicht. Water is hier niet nodig en voegt ook niets toe, hij is perfect zo. De zachte, romige afdronk ligt perfect in het verlengde van de smaak, op fruit en kruiden. Dit is echt geweldig goed, en zelfs nog beter dan de 51.8%. 1981, dat wordt zo’n beetje wat 1982 voor Clynelish is. 91/100

Brora 1982, Daily Dram

Brora-time! Nu ja, het is altijd Brora-time. Maar vandaag wil ik tijd maken voor een recente Brora van The Nectar, een 1982, eind vorig jaar gebotteld. Pas op, dit is geen goedkope whisky. 270 euro of zoiets kost hij, daarvoor moet je nog de officiële 30y 2006 op de kop kunnen tikken (waar nog redelijk wat begin-jaren-zeventig Brora in zit). Maar niet gezeurd, misschien is hij z’n prijs gewoon waard.

 

Brora 28y 1982/2010, 52.3%, The Nectar of the Daily Drams
Een neus die – zoals wel vaker met jaren tachtig Brora – veel meer aan Clynelish doet denken dan aan Brora. Ik verwijs dan naar de typische ‘farmyness’ die je terugvindt in Brora van begin jaren zeventig en in mindere mate in deze van de tweede helf jaren zeventig. Als ik verwijs naar Clynelish kan je al vermoeden dat ik het moet hebben over ‘waxyness’ eerder dan ‘farmyness’. Bijenwas, schoensmeer, kaarsvet, dat soort zaken. Net als fruit (abrikozen, citroenen), bloemen en honing, ook typische herkenningspunten. Toch voegt hij nog wat toe, nl. olijfolie, vanille en een heerlijke mineraliteit. Licht grassig. Ook een beetje turf onderscheidt de Brora van de Clynelish (niet altijd, maar toch, hier dus ook). De turf treedt trouwens hoe langer hoe meer op de voorgrond. Erg complex, en het mag niet verbazen, ik vind dit wreed lekker! Met wat water komt er toch een lichte stalgeur door, nice. Very. De smaak gaat hier op verder. Hij is rond en romig, en start zoet en fruitig. Abrikoos, banaan, honing, vanille, gevolgd door een lichte kruidigheid. Mosterd. Peper. Op het einde amandelen. En ook hier de lichte turf. Meer en meer citrus. Smullen! Zeer lange afdronk die na de neus en de smaak zeker niet teleurstelt. Zoet met citrus, wat kruiden en de zachte turf die blijft hangen. Niet typisch Brora maar wel typisch Brora 1982. En dan van de beste Brora 1982 die ik al dronk. Kan naast de allerbeste Clynelish’s 1982 gaan staan. 92/100

Longmorn 1966, G&M for Japan Import System

De tweede Longmorn die ik gisteren proefde, is een 1966 die Gordon & MacPhail enkele maanden geleden bottelde onder z’n Book of Kells label voor Japan Import System. Een beauty.

 

Longmorn 44y 1966/2010, 46.8%, G&M for Japan Import System, cask 612, 278 bottles
Een neus die ondanks z’n 44 jaar op vat nog erg levendig en fris is, en absoluut niet overpowerd wordt door het hout. Integendeel. Zachte, fruitige en zoete sherry op tonen van gedroogd fruit, confituur van allerlei soorten rood fruit, honing, fudge, praliné, mokka, noten, hooi en kruidenthee (niet direct een idee aan welke ik hier concreet moet denken). Zalig! De smaak is mondvullend en stevig. Het fruit blijft duidelijk aanwezig (sinaas nu eerder – sinaasconfituur), net als de praliné en de mokka. Hier wat meer hout dan op de neus, maar vooral als toegevoegde waarde. Correctie: qua fruit niet enkel sinaas, ook bosbessen en braambessen die erdoor komen. Vrij lange, bitterzoete afdronk met het fruit dat prominent aanwezig blijft. Niet overmatig complex maar verschrikkelijk lekker. En voor mij nog ietsje beter dan de 1969. 92/100

Longmorn 1969, G&M for LMDW

Als je van fruitige whisky houdt, zal ook oude Longmorn je zelden teleurstellen. En gelukkig verschijnen er hier vaak onafhankelijke bottelingen van. Longmorn is trouwens één van de weinige distilleerderijen die doorheen z’n geschiedenis de productie nooit heeft moeten stilleggen.
Vandaag proefde ik twee Longmorns van de jaren zestig zij aan zij, beide gebotteld door Gordon & MacPhail. Hieronder lees je mijn bevindingen van de eerste, morgen van de tweede.

 

Longmorn 1969/2008, 50%, G&M for La Maison du Whisky, cask 5295
Zeer fruitige neus, amai. Ik heb zowel heel wat tropische varianten als citrus. Moet ik ze allemaal opsommen? Onmogelijk, maar een poging is: passievrucht, meloen, papaya, ananas, roze pompelmoes, mandarijn, limoen… niet meer dan een poging dus. De neus is daarnaast ook een beetje floraal, biedt vanille en de geur van sommige kruidentheeën (welke? maakt het echt uit?). Het fruit zit ook prominent op de smaak, maar wordt hier vergezeld van heel wat meer hout dan op de neus het geval was. Ook meer kruiden, wat niet onlogisch is. Het maakt het geheel prikkelend en levendig. Het fruit blijft vooral tropisch, minder citrus echter. De finish is lang en fruitig, het fruit wint het hier duidelijk van het hout en de kruiden. Zalige oude Longmorn. 91/100

Malts of Scotland & Handwritten label Redux

Wereldschokkend is het niet, in de vaart der volkeren is het het vermelden niet waard, maar in het Belgische whiskywereldje zullen toch wel enkele wenkbrauwen worden gefronst. Luc Timmermans heeft immers besloten te stoppen met het importeren van Malts of Scotland én met zijn handwritten label. Dit label heeft op korte tijd een stevige reputatie opgebouwd, een reputatie op basis van stuk voor stuk schitterende bottelingen.
Maar wat nu? Geen Malts of Scotland meer te krijgen in ons land? R.I.P. Handwritten Label? Geef toe, het zou even slikken zijn. Nee hoor, het goede nieuws is dat beide activiteiten vanaf volgende maand in andere en misschien wel even goede handen terecht komen, nl. in deze van Dominiek Bouckaert. Dominiek neemt deeltijds loopbaanonderbreking en maakt van z’n hobby (passie is een beter woord) deels z’n beroep. Ik geeft toe dat de “misschien wel even goede handen” de lat meteen erg hoog legt, maar laat me zeggen dat ik daar het volste vertrouwen in heb.
Dominiek, van harte veel succes met je nieuwe geestrijke activiteiten! En luc, de volgende uitdaging lonkt ongetwijfeld al om de hoek.

Port Ellen 1982/2007, Berry Bros, casks 2470 & 2472

Bottelaar Berry Bros & Rudd heeft de laatste jaren een aantal Port Ellens 1982 gebotteld, sommige op 46%, andere op vatsterkte. Of op zogenaamde vatsterkte. Het is immers nog maar zelden dat een whisky die op cask strength lijkt gebotteld te zijn, ook effectief de alcoholsterkte van het vat heeft behouden. Vaker, veel vaker, wordt de whisky versneden tot een percentage waarop hij volgens de bottelaar het best tot z’n recht komt. Er wordt dan wel angstvallig op toegezien dat het uiteindelijk percentage nog wel ‘cask strength’ genoeg is. Ik bedoel dat indien 46% of 50% de ideale sterkte zou zijn, dat gegarandeerd bv. 45.9% of 50.2% zal worden.

 
Port Ellen 25y 1982/2007, 55.6%, Berry Bros & Rudd, casks 2470 & 2472
De donkere kleur verraadt het vattype. Amber. De neus laat nog weinig aan de verbeelding over. Stevige sherry op tonen van perensiroop, kandij, tabak, leder en koffie, waarbij natuurlijk het zilt en de turf niet mogen ontbreken. Wat rubber ook. Geen sulfer deze keer, nice. De smaak is stevig en mondvullend, met de sherry, het zilt en de turf die elkaar mooi in evenwicht houden. Hier komen ook nog kruiden bij, peper en zoethout. Gekonfijt fruit en chocolade. Erg lange afdronk op turf, zilt en kersen. Doet me qua profiel denken aan vat 2463, gebotteld door Dewar Rattray, ook in 2007 trouwens. Hoeveel scoorde ik die? 91? Wel, dit is even goed. 91/100

Thelonious Monk & Ben Nevis 1966

Tijd voor een streepje muziek. Dat is weer veel te lang geleden. Nochtans zou ik me geen leven zonder muziek kunnen inbeelden. Een leven zonder whisky daarentegen… nu ja, ook niet echt. Vorige week een schitterende Richard Thompson bezig gezien, maar die hebben we hier al gehad. Toch, ik kan z’n laatste plaat Dream Attic alleen maar heel erg aanbevelen. 13 nieuwe – en opnieuw erg sterke – songs, live opgenomen. Thompson is een goeie zestig jaar oud, maar verliest niets aan intensiteit en kracht, integendeel, ik heb de indruk dat hij er alleen maar gedrevener op wordt. Waardig ouder worden, noemt men dat.

 

Ook oud – dood zelfs – is Thelonious Monk. We zitten dus bij de Jazz, meer bepaald de Bebop, mijn favoriete stroming. Bebop kan men beschouwen als de opvolger van de Swing en is wat verwant aan de Free Jazz. Het onderscheidt zich van andere stijlen door de complexe ritmes en harmonieën waarbij vaak een thema wordt gespeeld wat dan door de verschillende instrumenten afzonderlijk wordt overgenomen en ‘bewerkt’. Het doet vaak experimenteel aan, wat het niet altijd de meest makkelijk stijl maakt. Dit wordt vaak ook als reden aangehaald waarom jazz aan populariteit inboette en de opkomst van de rock ’n roll mogelijk maakte. Bebop ontwikkelde zich tijdens de Tweede Wereldoorlog en bleef tot 1960 toonaangevend. Andere bekende protagonisten van deze stijl zijn o.a. Miles Davis (Kind of Blue – dé klassieker der jazz-klassiekers), Charles Mingus (Goodbye Pork Pie Hat!) en Charlie Parker.

Maar Thelonious Monk dus. Thelonious Sphere Monk, zoals hij voluit heette, werd geboren in 1917 in North Carolina, maar verhuisde al snel naar New York, waar hij met zijn familie terecht kwam in een buurt met een zeer actieve muziekscene. Hij bleef er wonen tot z’n dood in 1982. Al van jongs af aan raakte hij gefascineerd door het pianospel, een spel dat hij doorheen zijn jeugd perfectioneerde. Op 17-jarige leeftijd stopte hij met school en wierp hij zich volledig op de jazz. Door contacten met andere muzikanten zoals Dizzy Gillespie of Art Blakey en sessies met hen in het beroemde Minton’s Playhouse in Harlem, ontpopte Monk zich tot een bekend en begenadigd jazzpianist. Snel kreeg hij samen met Kenny Clarke en Nick Fenton van eigenaar Henry Minton een vast contract aangeboden, hiermee de kiem voor de Bebop zaaiende. De komst van Charlie Parker naar New York en naar Minton’s betekende de definitieve doorbraak van het genre. Later zou Monk zich uit het genre terugtrekken en verder gaan met eigen thema’s. Doorheen zijn carrière leidde hij muzikanten als Miles Davis en Sonny Rollins op.
Zijn eerste plaat Genius of Modern Music bracht hij uit onder het label van het legendarisch Blue Note Records. Toch was zijn carrière, zeker financieel in de beginjaren geen onverdeeld succes. Twee maanden gevangenis voor vermeend heroïnebezit, het verlies daardoor van z’n cabaret card, verhuis naar een nieuw label waar hij op heel wat minder steun kon rekenen, daar aan de deur gezet wegens niet winstgevend genoeg… Pas toen hij in 1955 voor het kleinere Riverside ging werken, had hij het gevoel thuis te komen. Dit label gaf hem een zeker bestaan en de mogelijkheden zich artistiek volledig te ontplooien. In 1957 kreeg hij daarenboven zijn cabaret card terug zodat hij opnieuw in clubs kan gaan spelen. Zijn ster rees en zijn muziek werd meer en meer gedraaid én geapprecieerd. Orkestopnames en tournees volgden, en uiteindelijk belandde Monk bij het grote CBS. En op de cover van Time magazine, wat weinige artiesten gegeven was. In de jaren zeventig doofde zijn carrière geleidelijkaan uit.
In de jaren 1950 ging Monk samenwerken met John Coltrane, een andere jazz-grootheid. Dit resulteerde in meerdere platen, waaronder het schitterende Thelonious Monk with John Coltrane (daar is over nagedacht) uit 1957 wat ik nu heb opstaan. Zalige plaat. Perfect laid-back sfeertje, een sfeertje dat zich laat versterken door een even zalige oude Ben Nevis. Whisky & Jazz, meteen de titel van een mooi boek van Hans Offringa. Kan je een streepje jazz appreciëren? Dan is dit boek als whiskyliefhebber een must.

 
Ben Nevis 42y 1966/2008, 40.6%, Alchemist
Het eerste wat opvalt in de neus van deze whisky is… juist ja, banaan. Ben Nevis en zeker oude Ben Nevis, dat is banaan. En banaan dan nog op ideale eetbaarheid, ik bedoel nog een beetje groen maar niet té groen en zeker niet bruin. Echt waar, je moet er maar eens op letten als je de kans krijgt oude Ben Nevis te proeven. En die kans moet je grijpen, met beide handen, want oude Ben Nevis kan verschrikkelijk lekker zijn. Ook deze is dat. Wat geurassociaties betreft, denk ik naast de banaan qua fruit aan kruisbessen en rijpe sinaas. De neus is verder zoet (cake – bananencake inderdaad – en honing) en heerlijk kruidig. Eucalyptus. Licht waxy (antiekwas, oude meubels) met wat gedroogde bloemen. Vanille. Woodsmoke. Lovely! De smaak start minstens even goed. Zoet, fruitig en kruidig geeft de richting aan. Honing, heide, banaan again, kokos, vanille, en daarna de kruiden. Nootmuskaat, gember, met hoe langer hoe meer hout. Inderdaad wat drogend naar het einde. Rozijnen op rum mogen niet onvermeld blijven. Lange afdronk waar het fruit en de vanille strijden met het hout. Deze strijd eindigt onbeslist. Zalig avondje. Je kan deze Ben Nevis hier of daar nog wel vinden, o.a. bij The Bonding Dram voor 230 euro. 91/100
 

Nikka Pure Malt 12y ‘Hokkaido’

Deze Nikka Pure Malt bevat whisky van twee distilleerderijen. Het grootste deel komt van Yoichi (gelegen op het eiland Hokkaido, vandaar de naam), een kleiner deel van Miyagikyo. Het is dus een vatted malt. Of pure malt zoals het label vermeldt. Of blended malt zoals we volgens de Scotch Whisky Association zouden moeten zeggen maar halsstarrig weigeren te doen. De SWA heeft over deze whisky daarenboven ook niets te zeggen natuurlijk.

 

Nikka Pure Malt 12y ‘Hokkaido’, 43%, OB 2010
De neus is romig, vol en start granig en zoet. Muesli en honing. Daarna komt er ook wat fruit om de hoek kijken, maar dat blijft eerder op de achtergrond. Best wat hout ook, en zelfs wat hars. Ook op de smaak domineren de granen, de honing en het hout. Echt bitter wordt hij evenwel nooit. Wat braambessen ook, net als noten. Ah, naar het einde toe en zeker ook in de afdronk komt het bittere wel meer naar voor. Die afdronk is eerder kort en moet het hebben van granen, kruiden en noten. Correcte Jap, zoals we dat gewoon zijn, maar wat bitter naar het einde. 81/100

Glen Moray 1959, Samaroli

En nu we toch bezig zijn met superspul, proefde ik gisteren ook nog een Glen Moray van 1959 gebotteld door Samaroli, een whisky die omwille van de bottelaar en de huidige veilingprijzen van rond de 1000 euro torenhoge verwachtingen schiep.

 

 

Glen Moray – Glenlivet 1959, 46%, Samaroli, 1984, sherry butt, 240 bts.
Een hele waaier aan geuren. Zalige geuren. Tropisch fruit (we zitten dan ook in de goeie periode daarvoor): mango, meloen, passievrucht, ananas, papaya… heerlijk. Abrikozen niet te vergeten, hoe langer hoe duidelijker. Vanille komt erbij, wat hout, bijenwas, pollen, antieke meubelen, sandalwood… een typisch oud Highland profiel. Of oude Springbank, ook daar kan je deze mee vergelijken. De smaak is vrij krachtig en vol, fruitig en kruidig. De abrikozen zijn hier gedroogde, ik heb ook sinaas, er is ook meer hout dan op de neus, de vanille is nog aanwezig, maar het zijn de kruiden die hier het verschil maken. Nootmuskaat, kaneel, kruidnagel, koriander, the whole lot. Hoestbonbons. Geen al te lange maar wel heerlijke afdronk op vanille, sinaas en gember. Een whisky waar de klasse van afstraalt. 92/100

Clynelish 38y 1972, The Whisky Agency ‘Private Stock’

Clynelish staat bij al enige tijd op de tweede plaats in mijn distilleerderij top-10. Laat me deze plaats vandaag rechtvaardigen met een 1972 gebotteld door The Whisky Agency onder hun ‘Private Stock’ label.

 

Clynelish 38y 1972/2010, 45.8%, TWA Private Stock, sherry, 134 bts.
Whoehaa, wat een super-fruitige neus! Vermengd met de typische Clynelish waxyness, heerlijk! Bijenwas, mandarijn, limoen, zelfs wat tropisch fruit. Dat alles overgoten met florale elementen, honing, kruiden en heel klein beetje rook. Top! De smaak gaat hier grotendeels op verder (waxy, fruity, lovely), maar voegt meer kruiden en ook hout toe. Een beetje zilt en noten maken het plaatje af. Lange, fruitige en kruidige afdronk met ook weer dat toefje turf. Subtiel, complex, groots. 92/100

Tobermory 13y 1994, Cadenhead

Tobermory werd opgericht in 1823 als Ledaig door John Sinclair, op de plaats waar hij in 1798 een brouwerij bouwde. In de loop der tijden werd de naam gewijzigd in Tobermory. Na een lange sluiting opende het in 1972 echter opnieuw de deuren onder naam Ledaig. Pas sinds 1990 werd dan weer de naam Tobermory aangenomen. Ledaig is heden ten dag de naam voor de geturfde Tobermory.

 

Tobermory 13y 1994, 59.6%, Cadenhead +/- 2007, sherry cask
De neus start weinig aromatisch, enkel wat alcoholisch, wat gezien het alcoholpercentage niet geheel abnormaal is. Ik heb wel wat vers gemaaid gras, daarna compost, kaarsvet, granen, puree en zoethout. Chocolade en kokos ook. Clean meer weinig bekoorlijk. Door water toe te voegen wordt hij mineraliger, zoeter ook en krijgt hij een lichte farmy toets. Ja, water is hier echt wel een toegevoegde waarde. De smaak is meteen een pak prikkelender, de alcohol doet z’n werk met zoete en granige tonen, en een beetje (citrus) fruit ertussendoor. Een beetje. Kokos? Ja, ook wat kokos. Licht zilt. Met water chocolade en de kokos die meer op de voorgrond treedt. Redelijk lange, stevige afdronk op sterke thee. Matige Tobermory die wel wat water nodig heeft. 78/100

Cragganmore 12y 1997, Berry Bros & Rudd

Cragganmore werd in 1869 opgericht door John Smith. Smith koos de ligging van de gebouwen onder andere in functie van de Strathspey spoorlijn, hij was trouwens zelf een groot treinliefhebber. Desondanks zag hij zich vaak verplicht om per goederentrein te reizen omdat zijn gewicht en omvang een rit in een passagierscabine meestal onmogelijk maakte.

 

Cragganmore 12y 1997/2009, 58.6%, Berry Bros & Rudd, cask 1510
De neus start floraal. Bloemen (verse en gedroogde), bloesems en lindethee. Gras ook. Dit alles met een vleugje honing, wat granen, een beetje bijenwas en kaarsvet en ook lichte fruittoetsen (sinaas? appel). Let op de ‘licht’, ‘een beetje’, ‘wat’, ‘een vleugje’… alle associaties – buiten het florale en grassige karakter – zijn licht en vluchtig. En nu we toch bezig zijn, met wat goede wil merk ik ook een… juist ja, lichte rokerigheid aan. De smaak vertoont wat meer body. Rond en romig met een fruitige start. Sinaas, mandarijn. Het grassige duikt ook hier op, net als de lindethee. Zoete drop. Wat gember ook. Peper. De afdronk is best lang, kruidig en zoet met ook hier wat prikkelende citrus erdoorheen. Mooie whisky. In de zomer scoor ik ‘m waarschijnlijk twee punten meer. Oeps, wat zeg ik nu? 83/100

Craigduff

Craigduff is geturfde Glen Keith, bij mijn weten enkel door Signatory gebotteld. Naast de onderstaande 1973 is er nog een andere 1973 (vat 2514) door hen onder dezelfde naam op flessen getrokken. Signatory heeft trouwens ook een Glenisla op de markt gebracht, een nog zwaarder geturfd Glen Keith experiment.
Toen Signatory z’n eerste Craigduff 1973 bottelde, ging men er verkeerdelijk van uit dat het om geturfde Strathisla ging, maar nader onderzoek wees uit dat de whisky gedistilleerd werd op Glen Keith. Het label vermeldt dus een verkeerde distilleerderij.
Het experiment dat men op Glen Keith uitvoerde, was op basis van licht geturfde malt én zwaar geturfd water dat bij elke wash toegevoegd werd, à ratio van 10 gallons (een kleine 38 liter) per wash.

 

Craigduff 32y 1973/2005, 49.4%, Signatory Cask Strength Collection, sherry butt #2513, 566 bottles
Frisse, levendige en complexe neus. Cleane turf, geen medicinale elementen, wel veel bijenwas, honing, noten, vers gemaaid gras, composterend tuinafval (dat valt hier heel wat beter mee dan het zo neergeschreven overkomt), wat frisse kruiden ook (the herbal kind). Erg lekker! Op de smaak is hij stevig en mondvullend, waxy, licht rokerig en grassig. Het niveau van de neus wordt hier niet helemaal doorgetrokken, het frisse en zoete ontbreekt. Wat kruiden naar het einde, net als hars. Vooral het waxy karakter valt op. Middellange, eerder droge en kruidige afdronk. Van neus over smaak naar afdronk gaat het van heerlijk tot matig. 86/100

Macduff 2000 for The Bonding Dram

Na een Laphroaig 1996 heeft The Bonding Dram – ondertussen een gevestigde waarde in het Belgische whiskylandschap – een tweede eigen botteling uit, dit keer een Macduff 2000. Deze Macduff werd door Jeroen en aanhang geselecteerd uit een reeks vatstaaltjes van de Creative Whisky Company, onafhankelijke bottelaar en geesteskind van David Strik (ex-Whisky Magazine en al even ex-Cadenhead). Exclusive Malts is één van de reeksen van de CWC.

 

Macduff 10y 2000, 56.5%, Exclusive Malts (CWC) for The Bonding Dram, sherry cask #3525, 200 bottles
Mooie zoete en fruitige sherryneus. Het eerste waar ik aan denk is warme appelmoes met kaneel. Mijn jongste zoon is er zot van. Ik heb ‘m dan ook aan mijn glas laten ruiken… blijkbaar denkt hij er anders over. Vers gebakken speculaas en peperkoek. Er zijn dus ook kruiden te ontwaren. Gebakken banaan doemt op. Nogal wat gebakken en ‘warme’ associaties als ik het zo bekijk. Appelstrudel. Uit de oven, inderdaad. Een heel klein beetje rubber, juist genoeg om alleen maar een meerwaarde te zijn. Ha, iets licht floraals ook. Rozenbottel denk ik. Yep, that’s it, rozenbottel. Laat me wat water toevoegen, dit is uiteindelijk whisky op meer dan 56%. Mmm, het geheel wordt stroperiger, de kruiden verhuizen wat naar de achtergrond, maar voor mij wordt het niet beter, integendeel. Het was trouwens al goed genoeg. Proeven nu. Stevig, rond, romig mondgevoel. Bitterzoet is de teneur. Veel kruiden à la peper, nootmuskaat en gember, gekonfijte gember. O ja, duidelijk. Wat nog? Honing, wat hout, cassis en vijgen. Licht drogend. Hier is water wel een optie, alhoewel zeker niet noodzakelijk, ik vind hem niet per se beter mét. Anders, dat wel. De balans tussen het zoete en het fruitige aan de éne kant en het bittere en kruidige aan de andere kant slaat met een beetje water wat meer door naar het eerste. Het is maar wat je wil. Dus: onversneden – toch een mooi woord – ruiken en al dan niet licht versneden drinken al naargelang je smaak, dat is de boodschap. Best lange, kruidige afdronk, met het zoete dat aanwezig blijft. Zeer lekkere whisky, en voor 50 euro… wel, kopen die handel! 89/100

Bruichladdich 15y Samaroli ‘Mayflower ‘80’

Bon, tijd voor een klepper. En daar mag de heer Samaroli nog eens voor zorgen. Ik heb hier een stenen kruikje staan met daarin Bruichladdich die minstens vijftien jaar oud was toen hij in 1980 gebotteld werd, whisky van de eerste helft van de jaren zestig dus. Met kruiken is het altijd opletten geblazen, die zijn immers niet altijd even luchtdicht, maar bij deze blijkt er wat dat betreft geen enkel probleem te zijn.

 

Bruichladdich 15y ‘Mayflower ’80’, 43%, Samaroli 1980, ceramic decanter, 1000 bottles
O ja, dit zit snor. Dit zit meer dan snor. Heerlijke, subtiele, zoete sherryneus. High-end balsamico is het eerste waar ik aan denk, perensiroop ook, oxo, peterselie, oud leder, geboend leder, oude boeken… yep, we evolueren richting antiekshop. Wijlen mijn grootvader lurkend aan z’n pijp (het is dus die pijp eerder dan mijn grootvader an sich die ik hier wens te evoceren). Wat waxy tonen mag ik niet vergeten te vermelden, net als een lichte rokerigheid die het allemaal nog wat complexer en vooral lekkerder (nóg lekkerder) maakt. Genieten in overdrive. In de mond is hij zacht, vol en romig. Mooie, zijdezachte sherry (zoals ik het prefereer – watje, I know) met maar een klein beetje hout en kruiden, voor de rest blijft hij doorgaan op het subtiele zoete, stroperige. Donkere chocolade die je dipt in koffie en die dan verder smelt op je tong (kwijl kwijl), rozijnen op rum, pruimenkompot… De balsamico zit ook hier, net als het leder en de turf die zich ergens op de achtergrond blijft manifesteren. Smullen! Lange afdronk die het bittere en het zoete perfect in evenwicht weet te houden. Een zalig en uniek profiel. 93/100

Bowmore 17y & 18y H2H

Ik heb in mijn rek twee staaltjes Bowmore staan, de nieuwe 17- en de 18-jarige, ideaal voor een head-to-head me dunkt. Ik heb ook nog een restje oude 17y staan, meer didactisch materiaal dan wat anders, want omwille van de niet te negeren zeep-associaties moeilijk lekker te noemen. Ik ga ervan uit dat beide nieuwelingen komaf hebben gemaakt met deze off-note.

 

Bowmore 17y, 43%, OB 2010
Vrij zoete neus op karamel en drop. Zowel zoete als zoute drop. Granen ook, een beetje turf en wat melkchocolade. Geen zeep, nice! Ook niet op de smaak. Wat wel? Citrus, turf, zandkoekjes, kokos, granen en wat zilt. Middellange, zachte en rokerige afdronk. Niet geweldig complex maar wel weer een bewijs dat Bowmore terug en stevig op het rechte pad zit. 84/100

 

Bowmore 18y, 43%, OB 2010
Rook en fruit is het eerste dat opvalt in de neus. Niet zo zeer citrus – wat ik verwachtte – maar wel de schillen van (groene) appels en kersen. Daarnaast heb ik karamel, woodsmoke en na enige tijd veel hooi. De smaak moet het hebben van turf en kruiden, minder fruit hier. Ja, de kersen die ik ook op de neus had, dat wel. Gedroogde bloemen en chocolade. Geen al te lange afdronk op fruitige turf. Niet slecht deze Bowmore 18y, maar ik vind de 17y toch beter. 80/100

Springbank 34y 1970, Prestonfield

Ha, oude Springbank, altijd iets om naar uit te kijken. De whisky van Springbank is licht geturfd, in tegenstelling tot hun Hazelburn (niet-geturfd) en Longrow (zwaar geturfd). In concreto betekent dit dat de gemoute gerst gedurende ongeveer zes uur gedroogd wordt boven een turfvuur en dan nog eens een 24 uur met hete lucht. Dat is in ieder geval de situatie nu, de whisky die ik vandaag bespreek, is er eentje van eventjes geleden. Bedankt voor deze sample Karel!

 

Springbank 34y 1970/2001, 51.2%, Prestonfield, cask 1631, 157 bts.
Mmm, mooie sherry op de neus. Bitterzoet. In eerste instantie denk ik aan hout, eikenhout, vermengd met zwarte bessen (cassis – crème de cassis). Een heerlijke lichte rokerigheid erdoorheen. Rook van het hout. Geboende antieke meubels. Gho ja, dat typische oude Campbeltown profiel, I just love it. Waxy sherry! Gestoofd fruit, warme aarbeienconfituur. Kruiden. Complex quoi. Proeven nu. Mondvullend, dik op de tong, stevig en drogend. Zelfs wat agressief. De bessen, het hout, de lichte rook, de kruiden, het zit allemaal ook hier. Daarenboven dien ik nog hazelnoten en rijpe sinaas te vermelden. Op de duur wordt hij me evenwel een beetje té droog, er doemen taninnes in de vorm van druivenpitten en kastanjes op. Lange, droge en kruidige afdronk met wat appelsienschil. Een hemelse neus en een smaak die je terug met de voeten op de aarde zet. 87/100

Miyagikyo 12y

Miyagikyo is de minder bekende distilleerderij van de Nikka groep, maar wint langzaamaan aan bekendheid én populariteit. Enkele prijzen op allerlei festivals zullen daar niet vreemd aan zijn.

 

Miyagikyo 12y, 45%, OB 2010, Nikka
Neus: fruity! Europees fruit, ik denk aan appels en peren en witte perziken, vermengd met florale toetsen. Karamel en kandij zorgen voor het zoets. Misschien wat mokka op de achtergrond. Lekker maar niet echt complex te noemen. De smaak gaat hier op verder, wat je ruikt, proef je ook. Karamel, fruit, koffie, wat chocolade ook. De afdronk is middellang, zoet en licht kruidig. Niet slecht, maar ook weinig boeiend. Easy-drinking, dat is hij zeker wel. 81/100