Thelonious Monk & Ben Nevis 1966
Tijd voor een streepje muziek. Dat is weer veel te lang geleden. Nochtans zou ik me geen leven zonder muziek kunnen inbeelden. Een leven zonder whisky daarentegen… nu ja, ook niet echt. Vorige week een schitterende Richard Thompson bezig gezien, maar die hebben we hier al gehad. Toch, ik kan z’n laatste plaat Dream Attic alleen maar heel erg aanbevelen. 13 nieuwe – en opnieuw erg sterke – songs, live opgenomen. Thompson is een goeie zestig jaar oud, maar verliest niets aan intensiteit en kracht, integendeel, ik heb de indruk dat hij er alleen maar gedrevener op wordt. Waardig ouder worden, noemt men dat.
Ook oud – dood zelfs – is Thelonious Monk. We zitten dus bij de Jazz, meer bepaald de Bebop, mijn favoriete stroming. Bebop kan men beschouwen als de opvolger van de Swing en is wat verwant aan de Free Jazz. Het onderscheidt zich van andere stijlen door de complexe ritmes en harmonieën waarbij vaak een thema wordt gespeeld wat dan door de verschillende instrumenten afzonderlijk wordt overgenomen en ‘bewerkt’. Het doet vaak experimenteel aan, wat het niet altijd de meest makkelijk stijl maakt. Dit wordt vaak ook als reden aangehaald waarom jazz aan populariteit inboette en de opkomst van de rock ’n roll mogelijk maakte. Bebop ontwikkelde zich tijdens de Tweede Wereldoorlog en bleef tot 1960 toonaangevend. Andere bekende protagonisten van deze stijl zijn o.a. Miles Davis (Kind of Blue – dé klassieker der jazz-klassiekers), Charles Mingus (Goodbye Pork Pie Hat!) en Charlie Parker.
Maar Thelonious Monk dus. Thelonious Sphere Monk, zoals hij voluit heette, werd geboren in 1917 in North Carolina, maar verhuisde al snel naar New York, waar hij met zijn familie terecht kwam in een buurt met een zeer actieve muziekscene. Hij bleef er wonen tot z’n dood in 1982. Al van jongs af aan raakte hij gefascineerd door het pianospel, een spel dat hij doorheen zijn jeugd perfectioneerde. Op 17-jarige leeftijd stopte hij met school en wierp hij zich volledig op de jazz. Door contacten met andere muzikanten zoals Dizzy Gillespie of Art Blakey en sessies met hen in het beroemde Minton’s Playhouse in Harlem, ontpopte Monk zich tot een bekend en begenadigd jazzpianist. Snel kreeg hij samen met Kenny Clarke en Nick Fenton van eigenaar Henry Minton een vast contract aangeboden, hiermee de kiem voor de Bebop zaaiende. De komst van Charlie Parker naar New York en naar Minton’s betekende de definitieve doorbraak van het genre. Later zou Monk zich uit het genre terugtrekken en verder gaan met eigen thema’s. Doorheen zijn carrière leidde hij muzikanten als Miles Davis en Sonny Rollins op.
Zijn eerste plaat Genius of Modern Music bracht hij uit onder het label van het legendarisch Blue Note Records. Toch was zijn carrière, zeker financieel in de beginjaren geen onverdeeld succes. Twee maanden gevangenis voor vermeend heroïnebezit, het verlies daardoor van z’n cabaret card, verhuis naar een nieuw label waar hij op heel wat minder steun kon rekenen, daar aan de deur gezet wegens niet winstgevend genoeg… Pas toen hij in 1955 voor het kleinere Riverside ging werken, had hij het gevoel thuis te komen. Dit label gaf hem een zeker bestaan en de mogelijkheden zich artistiek volledig te ontplooien. In 1957 kreeg hij daarenboven zijn cabaret card terug zodat hij opnieuw in clubs kan gaan spelen. Zijn ster rees en zijn muziek werd meer en meer gedraaid én geapprecieerd. Orkestopnames en tournees volgden, en uiteindelijk belandde Monk bij het grote CBS. En op de cover van Time magazine, wat weinige artiesten gegeven was. In de jaren zeventig doofde zijn carrière geleidelijkaan uit.
In de jaren 1950 ging Monk samenwerken met John Coltrane, een andere jazz-grootheid. Dit resulteerde in meerdere platen, waaronder het schitterende Thelonious Monk with John Coltrane (daar is over nagedacht) uit 1957 wat ik nu heb opstaan. Zalige plaat. Perfect laid-back sfeertje, een sfeertje dat zich laat versterken door een even zalige oude Ben Nevis. Whisky & Jazz, meteen de titel van een mooi boek van Hans Offringa. Kan je een streepje jazz appreciëren? Dan is dit boek als whiskyliefhebber een must.
Ben Nevis 42y 1966/2008, 40.6%, Alchemist
Het eerste wat opvalt in de neus van deze whisky is… juist ja, banaan. Ben Nevis en zeker oude Ben Nevis, dat is banaan. En banaan dan nog op ideale eetbaarheid, ik bedoel nog een beetje groen maar niet té groen en zeker niet bruin. Echt waar, je moet er maar eens op letten als je de kans krijgt oude Ben Nevis te proeven. En die kans moet je grijpen, met beide handen, want oude Ben Nevis kan verschrikkelijk lekker zijn. Ook deze is dat. Wat geurassociaties betreft, denk ik naast de banaan qua fruit aan kruisbessen en rijpe sinaas. De neus is verder zoet (cake – bananencake inderdaad – en honing) en heerlijk kruidig. Eucalyptus. Licht waxy (antiekwas, oude meubels) met wat gedroogde bloemen. Vanille. Woodsmoke. Lovely! De smaak start minstens even goed. Zoet, fruitig en kruidig geeft de richting aan. Honing, heide, banaan again, kokos, vanille, en daarna de kruiden. Nootmuskaat, gember, met hoe langer hoe meer hout. Inderdaad wat drogend naar het einde. Rozijnen op rum mogen niet onvermeld blijven. Lange afdronk waar het fruit en de vanille strijden met het hout. Deze strijd eindigt onbeslist. Zalig avondje. Je kan deze Ben Nevis hier of daar nog wel vinden, o.a. bij The Bonding Dram voor 230 euro. 91/100
Mooi verslag Johan. Mooi te horen dat oude Ben Nevis lekker kan zijn want wij hebben met The Finest Notes een tasting gepland met niets dan Ben Nevis’.