Spring naar inhoud

Posts from the ‘_Vatted Malts’ Category

Turf

Ofte ‘peat’. Je hebt peat freaks en peat haters. Ik beken me eerder tot de eerste groep, alhoewel ik me zeker niet wens te beperken tot geturfde whisky, ook niet-geturfde whisky kan verdraaid lekker zijn.

Vanwaar komt dat turfkarakter in whisky nu? Van het gebruikte water dat door turfgrond stroomt? Nope, dat is een vaak gehoorde kwallel. Het is het droogproces van de gemoute gerst dat hier bepalend is. De gerst wordt eerst gemout (malting) door het in water te weken, waarna het vochtige graan begint te kiemen, te eesten. Het kiemen wordt gestopt door de gerst te drogen, op een eestvloer of moutvloer. Deze vloer bevat een rooster waaronder een vuur wordt gestookt. Dit kan een kolenvuur zijn, een turfvuur of gewoon hete lucht. In het geval van een turfvuur, zal dit het uiteindelijke distillaat een peaty karakter geven.
Lightly peated whisky is whisky van malt dat gedurende enkele uren op een turfvuur is gedroogd en vervolgens de rest van de droogtijd met warme lucht of met een kolenvuur.

Sommige distilleerders vermalen de turf tot poeder en strooien dat over een klassiek vuur. Dit zal een eerder rokerig karakter aan de whisky geven, met minder prominente turf.

Spreekt men over turf, dan denkt men onmiddellijk aan Islay, het eiland ten westen van het Schotse vastenland, gekend om z’n geturfde whisky’s. Maar ook buiten Islay werd en wordt peaty whisky geproduceerd. Ik denk aan Longrow, sommigen Benriachs, Brora…
Het is zelfs zo dat vroeger alle distilleederijen hun mout op een turfvuur droogde, whisky was dus sowieso peaty. Later stapte men stilaan af van het gebruik van turf en schakelde vele distilleerderijen over op kolen.
 

 

Het grootste deel van Schotland is bedekt met een turflaag van een goeie meter dik, die zich onder een dunne bovenlaag bevindt. Elk jaar komt er een millimeter bij (1 meter per duizend jaar dus).
Vroeger was turf dé energiebron en ook nu nog wordt turf op bepaalde plaatsen gebruikt om huizen te verwarmen. Toen we in november 2006 door Skye trokken, kwam de turflucht ons vaak uit woonwijken tegemoet gewaaid (één neusgat dichtduwen en maar snuiven!).
Turf vormt zich uit dode planten. Het zijn deze dode planten in de turf die energie leveren, net zoals dat met steenkool het geval is. Turf brand sneller dan kolen en geeft daarbij een grotere hitte af.
Turf werd vroeger gestoken met behulp van een smalle turfspade. Tegenwoordig gebeurt dit meer en meer machinaal. De worsten turf worden te drogen gelegd, het water ontsnapt en zo onstaan er brandbare turf-briketten.

Maar niet alle turf is hetzelfde en geeft eenzelfde aroma aan whisky. Op Islay bv. is de turf in de loop der tijd doordrenkt geraakt door het jodium, het zeewier en het zilt van de zee, wat terug te vinden is in de medicinale neus en smaak van heel wat whisky’s van het eiland.
De turf uit de Highlands is harder en brand dus ook langer. Deze turf zal de whisky een doordringendere geur en smaak geven. In de Lowlands is de turf zachter, brandt korter en geeft minder smaak af.
A propos, op Islay koestert men z’n turf, er is zelfs een verbod uitgevaardigd op de export ervan. Nu ja, er is naar schatting nog voor meer dan 1.000 jaar whisky-stoken aanwezig, we hoeven ons dus geen zorgen te maken. Computermodellen maken trouwens duidelijk dat er in gans Schotland meer turf bijkomt dan dat er wordt gestoken.
Op Campbeltown is de turf wel bijna uitgeput, Springbank voert een groot deel van de benodigde turf in uit andere Schotse regio’s.

Het turfgehalte van whisky wordt weergegeven in fenolen p.p.m. (parts per million). 1 PPM komt overéén met 1 deel fenolen in 1 miljoen delen whisky. Ook niet geturfde whisky bevat fenolen, maar nooit meer dan 5 PPM. Bij 10 à 20 PPM spreken we van licht geturfde whisky, 30 à 40 PPM is zowat normaal geturfde whisky en alles daarboven kan men zwaar geturfde whisky noemen. De Octomore van Bruichladdich is bij mij weten ’s werelds zwaarst geturfde whisky met een PPM van 80.
Tijdens de eerste jaren rijping kan het fenolengehalte van de whisky toenemen als gevolg van het schroeien van het vat aan de binnenkant. Na 15 à 20 jaar zal het fenolengehalte in een vat echter afnemen.

Bon, indien je aan deze post niet genoeg hebt, kan je het boek Peat, Smoke and Spirit: a Portrait of Islay and its Whiskies van Andrew Jefford lezen. Met z’n 406 bladzijden een turf van een boek. Whoehahaha! Euh, sorry. De whisky nu. Ja, hoog tijd voor de whisky.

 
Isle of Jura Superstition ‘Lightly peated’, 45%, OB 2005 – Jura – 78/100
Beter dan de 10y. Lichte rook in de voor de rest vrij zoete neus. Honing, chocolade… Zachte en wat vettige smaak met honing en turf. Afdronk op lichte rook en zilt. Makkelijk en aangenaam drinkbaar, maar mist wat punch.
 
The Ileach Cask Strength, 58%, OB 2007 – Islay – 88/100
The Ileach (‘The Man from Islay’) is een vatted malt botteling van The Vintage Malt Whisky Company (in 1992 opgericht door Brian Cook) . Bestaat in een 40% versie en een Cask Strength. Gouden medaille op de International Wine & Spirit Competition. Deze Islay heeft een geweldige neus, met turf, rook, zilt, kruiden… the whole lot. Barbeque in de winter. Krachtige smaak met turf en kruiden. Maar ook iets fruitigs. Vrij lange afdronk op turf en zilt. Lagavulin? In ieder geval, voor een 40 euro is dit top prijs/kwaliteit.

Bruichladdich

Bruichladdich – Gaelic voor ‘heuvel aan de kust’ – is één van die distilleerderijen waarvan je niet onmiddellijk weet hoe het uit te spreken. Vooreerst moet je weten dat je bij Keltische namen eindigend op ‘ich’ nooit de ‘ch’ uitspreekt. Zo is het ‘Glenfíddie’ voor Glenfiddich. De ‘bruich’ wordt in het Engels ‘brook’, dus ‘Brook-Laddie’. Of gewoon ‘Laddie’, zoals Laphroaig ook wel eens ‘Laffie’ wordt genoemd.
Het is van de zeven actieve distilleerderijen op Islay de enige onafhankelijke.

Bruichladdich werd in 1881 gebouwd door de gebroeders Robert, William en John Gourlay Harvey op de oevers van Loch Indaal, op de weg naar Port Charlotte in het westen van Islay. Het kapitaal voor de nieuwe distilleerderij kwam uit het nalatenschap van hun vader, William Harvey, indertijd eigenaar van de Glasgowse distilleerderijen Dundashill en Yoker. In 1886 werd Bruichladdich Distillery Co geboren, voor 100% in handen van de Harvey familie.
Na de dood van Kenneth Harvey werd de productie op Bruichladdich van 1929 tot 1938 stilgelegd. Deze periode staat bekend omwille van de drooglegging (Prohibition), een tijd waarin vele distilleerders op de fles gingen. In 1938 werd de distilleerderij opgekocht door Associated Scottish Distillers Ltd, eigendom van het Amerikaanse National Distillers, die het in 1952 doorverkocht aan Ross & Coulter. Ross & Couler werd in 1960 eigendom van A.B. Grant. Net zoals bij andere distilleerderijen op Islay werden de moutvloeren in 1961 gesloten, aangezien Port Ellen met z’n enorme moutvloeren gans het eiland van gemoute gerst voorzag.
In 1968 nam Invergordon Distillers de distilleerderij over. Invergordon ging vanaf 1993 zelf deeluitmaken van Whyte & MacKay, op zijn beurt onderdeel van het Amerikaanse Fortune Brands. Fortune Brands sloot Bruichladdich in 1994. Het bleef gesloten tot in december 2000 Murray McDavid, een bekende Schotse onafhankelijke bottelaar, de distilleerderij kocht en verbouwde. Murray Mcdavid is ook vandaag nog voor 100% eigenaar.

Bij het renoveren van de distilleerderij werd er op toegezien dat de originele infrastructuur zoveel mogelijk werd bewaard, eerder dan het te vervangen door nieuwe apparatuur. Oude machines werden weggehaald en door locale ambachtslui volledig gerestaureerd. Zo is er in heel de distilleerderij geen enkele computer werkzaam. Eigenlijk kan je Bruichladdich beschouwen als een actief distilleerderijmuseum.
Jim McEwan, die eerder Bowmore leidde, werd ingehuurd als Distillery Manager. Hij werd niet minder dan drie maal uitgeroepen tot Distiller of the Year.
Bruichladdich heeft twee wash stills en twee spririt stills, vult z’n vaten op 70% alcohol, wat iets hoger is dan gewoonlijk en heeft sedert 2003 ook haar eigen Bottling Hall, waarmee het de enige distilleerderij op Islay is die z’n whisky ter plekke distilleert, rijpt én bottelt. Alle Laddie’s worden ‘unchillfiltered’ en ‘uncoloured’ (geen caramel toegevoegd) gebotteld, indien op drinksterkte is dit 46%. De volledige productie van Bruichladdich wordt gebruikt voor hun single malt whisky, niets gaat er naar blenders.
Eind 2006 kon het nieuwe management haar eerste botteling op de markt brengen die volledig onder haar beheer gedistilleerd, gerijpt en gebotteld was, de Port Charlotte Evolution 5y, een verwijzing naar de vroegere distilleerderij in Port Charlotte.

Enkele jaren geleden werd Bruichladdich onderwerp van een onderzoek van het Amerikaanse Defence Threat Reduction Agency (DTRA), toen bleek dat met het distillatiemateriaal chemische wapens konden worden gemaakt en het webcam systeem – op het distillatieproces te monitoren – werd gekraakt.

Sedert 2002 stookt Bruichladdich whisky onder drie verschillende labels:

  • Bruichladdich zelf, een overwegend niet tot licht geturfde malt (op enkele uitzonderingen zoals de 3D en de schitterende Infinity na).
  • Port Charlotte, een geturfde malt, op 40 PPM.
  • Octomore, s’ werelds zwaarst geturfde malt, op liefst 80,5 PPM. Nog niet geproefd, maar volgens mij kan je evengoed vloeibare asfalt drinken.

 
Lynne Mc Ewan, dochter van Jim, kwam enige tijd geleden een aantal recente bottelingen voorstellen in Tasttoe. Vandaag en morgen lees je wat ik er van vond. Van de bottelingen welteverstaan.
 
Celtic Nations, 46%, OB 2006, 7200 bottles – 75/100
Dit is een blend van Bruichladdich 1999 en Ierse geturfde whiskey, ik dacht van Cooley (Connemara). Turf indeed, in neus en smaak. Voor z’n 46% redelijk alcoholische neus, waarschijnlijk door de jonge leeftijd. Wat zoet ook. En duidelijke citrus. De smaak is dan eerder fruitig. Wit fruit. Appel en peer. Weinig complex, te jong. Afdronk op turf en granen.
 
Bruichladdich 12y, 46%, OB 2006 – Islay – 72/100
Beetje een tegenvaller. Redelijk fruitig (neus) en maltig (smaak van graan, mout), maar niks bijzonder. Minder door z’n voorganger, de 10y.
 
Bruichladdich Links V ‘Liverpool’ 14y, 46%, OB 2006 – Islay – 80/100
Fruitig en zoet. Perzik, honing, beetje vanille. Licht geturft. Mooi in balans. Lekkere whisky.
 

Vatted Malt

Vatted Malt whisky is whisky gemaakt van enkel en alleen gemoute gerst, maar afkomstig van meerdere distilleerderijen. Het is dit laatste dat het onderscheidt van Single Malt whisky, afkomstig van één distilleerderij. Eigenlijk betreft het een blend van single malts. Andere benamingen voor een Vatted Malt zijn Pure malt of Blended Malt.

De Scotch Whisky Association (SWA), een lobby-organisatie voor de whisky industrie, heeft het voorstel gelanceerd om enkel nog de naam Blended Malt te gebruiken. Dit om duidelijkheid te scheppen in de verschillende whisky categorieën. Hiertegen rijst echter heel wat verzet, zowel van distilleerders als van whiskyliefhebbers, omdat deze benaming geen duidelijkheid gaat scheppen, maar integendeel enkel de verwarring zal doen toenemen. Blended Malt heeft immers niets te maken met Blends, een Blend is geen malt whisky, maar kopers gaan het verschil tussen blended malt en blended whisky niet altijd opmerken. Maar ja, misschien is dit wel de bedoeling van de Industrie…

Als tegenvoorstel hebben de Malt Maniacs, een gerenommeerd genootschap whiskykenners, volgende classificatie voorgesteld:

1. Single Malt Whisky
2. Malt Whisky
3. Single Grain Whisky
4. Grain Whisky
5. Blended Whisky

Categorieën 2 & 4 zouden dan de huidige Vatted Malt & Vatted Grain whisky vervangen.

Als protest tegen het algemeen invoeren van de term Blended Malt kan je hier online een petitie tekenen. Er wordt een bijdrage gevraagd, maar ook indien je dit negeert, wordt je stem geregistreerd.

Hieronder twee proefnotities van Vatted Malts.
 
Glen Turner 8y Pure Malt, 40%, OB 1999 – 64/100
Label zegt Pure Malt, toen ik deze fles kocht, was de term Vatted Malt nog niet zo in zwang. Niet slecht, maar nu ook niet om over naar huis te schrijven. Granig, wat honing, beetje citrus. Wel een mooie blikken koker, staat schoon op ’t schap.
 
The Six Isles NAS, 43%, OB 2005 – 79/100
Zoals de naam doet vermoeden bevat deze botteling distillaten van zes eiland whiskies. Aangezien van de zes eilanden er sommige maar één distilleerderij hebben, zit er al zeker Talisker, Arran en Isle of Jura in. Dan nog Tobermory of Ledaig (Mull), Highland Park of Scapa (Orkney) en één van de Islays. Ruikt en smaakt in ieder geval erg ‘eilandig’. Behoorlijk wat zilt, turf en een medicinale touch. Lekker, maar een betere eiland blend moet mogelijk zijn.