Spring naar inhoud

Posts tagged ‘geschiedenis’

Springbank

De Springbank distilleerderij op Campbeltown, een schiereiland ten westen van Schotland, is uniek in meerdere opzichten. Het is de oudste onafhankelijke distilleerderij van Schotland en is nog steeds familiebezit. Daarenboven is het ook de enige die het volledig productieproces in eigen beheer uitvoert, van het malten tot het bottelen.
 
Op de grondvesten van zijn illegale stokerij stichtte Archibald Mitchell in 1828 Springbank. In die dagen was het één van de 30 distilleerderijen op Campbeltown, dat toen nog geen 2.000 inwoners telde. Negen jaar later (1837) droeg Archibald z’n levenswerk over op zijn twee zonen John en William Mitchell.
De whisky die het produceerde was – zoals de gewoonte in die tijd – erg geturfd, maar Springbank was één van de eerste distilleerderijen die rond 1850 op vraag van de blending industrie niet-geturfde whisky produceerde door z’n gemoute gerst boven een kolenvuur i.p.v. een turfvuur te drogen.
Gedurende de rest van de 19e eeuw kende het bedrijf een grote bloei. In 1897 nam de vennootschap J. & A. Mitchell & Co Ltd het beheer over.
De jaren twintig van vorige eeuw was voor vele distilleerders een donkere periode. De drooglegging zorgde ervoor dat velen de productie dienden stil te leggen, soms tijdelijk, soms definitief. Ook Springbank ontsnapte niet aan het onheil en sloot z’n deuren van 1926 tot 1935.

Vandaag is de distilleerderij in handen van Hedley G. Wright, achter-achter-kleinzoon van stichter Archibald Mitchell. Het heeft drie stills, een wash still en twee spirit stills. De productie verloopt nog grotendeels artisanaal en draait ook niet altijd op volle toeren. Meer nog, Springbank is één van de minst actieve distilleerderijen, de stills opereren hooguit een derde van de tijd. Wat hier mee te maken heeft, is dat het weinig whisky stookt voor blenders. 70% van de productie gaat naar single malt whisky.
 
Naast whisky onder het label Springbank produceert de distilleerderij ook de Longrow en Hazelburn whisky’s. De drie single malt whisky’s hebben een eigen karakter en een specifiek productieproces.

Springbank Single Malt is veruit het bekendst en wordt 2,5 maal gedistilleerd. Dit houdt in dat maar een deel van het eerste distillaat (de low wines) een tweede maal wordt gedistilleerd. Daarna worden beide opnieuw vermengd voor de laatste distillatie. Als resultaat heb je een spirit waarvan een gedeelte tweemaal en een ander gedeelte driemaal gedistilleerd is. De mout wordt 6 uur boven een turfvuur gedroogd en daarna nog eens 24u met warme lucht, resulterend in een licht-geturfde whisky.
De 10y en de 100 proof zijn de populairste Springbanks, de Local Barley’s (1965/1966) het meest legendarisch.

Longrow Single Malt is een geturfde whisky, verkrijgbaar in enkele standaardbottelingen (CV, 10y, 14y, 100 proof…) of finishes. Longrow wordt tweemaal gedistilleerd. De naam verwijst naar een oude distilleerderij op Campbeltown, gesloten in 1896.

Hazelbrun Single Malt is de jongste whisky van Springbank, voor het eerst gedistilleerd in 1997 en tot op heden enkel als 8 jarige gebotteld. Hazelburn wordt driemaal gedistilleerd en is niet geturfd. Ook de naam Hazelburn is ontleed aan een vroegere Campbeltown distilleerderij. Hazelburn sloot definitief z’n deuren in 1925 (inderdaad, de doorglegging).
 
Twee standaard bottelingen, een Springbank en een Longrow:
 
Springbank 10y 100° proof, 57%, OB 2006 – Campbeltown – 78/100
Fruitige neus met vanille. Met water bloemen. Licht ziltig. Vaag ook wat turf. Ook in de smaak hint van turf. Droog, sherry. Toch ook iets bitter, zeker in de afdronk. Behoorlijk complex voor een 10 jarige, maar zou hoger scoren zonder te bittere nasmaak…
 
Longrow CV, 46%, OB 2008 – Campbeltown – 85/100
De ‘CV’ in de naam staat naar het schijnt voor Curriculum Vitae. Ik weet niet of ik dit moet begrijpen als het visitekaartje van Longrow, maar het is in ieder geval een erg lekkere dram. De botteling bevat whisky van verschillende leeftijden. Mooie turf in de neus met fruit (appel), vanille en zilt. Ook de smaak is meer dan OK. Turf, vanille, citrusfruit en vooral veel peper. De peper en de turf blijven nazinderen in de lange afdronk.

Cadenhead


 
Cadenhead is de oudste Schotse onafhankelijke bottelaar, gesticht in 1842. Het was George Duncan, later vervoegd door z’n schoonbroer William Cadenhead, die in dat jaar zich als wijnhandelaar en whiskyagent in Netherkirkgate, Aberdeen vestigde. In 1858 stierf George Duncan, waarop William Cadenhead de zaak overnam en de naam ervan in de zijne veranderde.
Cadenhead, geboren in 1819, maakte eerst carrière in de garenindustrie om in 1853 in het bedrijf van Duncan te stappen als handelsreiziger. Hij was in die tijd ook een gerenomeerd dichter.

William stierf in 1904 en liet z’n erfgenamen een goed draaiend bedrijf achter. William’s neef Robert Duthie nam de dagelijkse leiding over. Duthie ging zich meer en meer toeleggen op het bottelen van single malt whisky & rum, en bracht de Cadenhead whisky brands Putachieside en The Heilanman op de markt.
Cadenhead wist de grote drooglegging van de jaren 1930 te overleven, in tegenstelling tot heel wat van z’n concurrenten. De donkere periode voor Cadenhead moest zich evenwel nog aandienen. Toen Robert Duthie stierf, stond er niet onmiddellijk een opvolger klaar. Robert was immers vrijgezel en z’n twee zussen hadden geen kaas gegeten van de whisky business, maar stonden er op dat familiezaak werd voortgezet. Zo kwam de leiding in handen van Miss Ann Oliver, een trouwe werkneemster van Duthie. Maar enkele verkeerde beslissingen en algeheel mismanagement van Oliver leidde er toe dat ze de zaak diende te verkopen. Het veilingshuis Christie’s werd belast met de verkoop van de enorme voorraad aan vaten. Op 3 en 4 oktober 1972 vond de grootste verkoop van wijnen en sterke dranken plaats, ooit gehouden in Groot-Brittannië.
Niet lang daarna werd het bedrijf Cadenhead – met lege wharehouses – overgenomen door de familie Mitchell’s, eigenaar van Springbank.
 
Aangezien de interesse in en vraag naar single malt whisky de laatste tijd enorm is toegenomen, neemt ook het aantal bottelaars toe. In het licht van deze toenemende concurrentie zwaait Cadenhead graag met z’n stamboom en anderhalve eeuw ervaring, en legt het de nadruk op het feit dat het z’n bottelproces volledig zelf controleert.

Cadenhead bottelt al z’n whisky’s als single cask op vatsterkte en zal ze nooit bijkleuren of ‘chill-filteren’.
 
Reeksen van Cadenhead zijn o.a. de Authentic Collection, de Original Collection en de Chairmans Stock. Legendarisch – en ondertussen ook erg prijzig – zijn de oude ‘dumpy’ bottelingen uit de jaren zeventig en tachtig. Het zijn erg herkenbare, maar ook erg lelijke flessen (gedrongen, bruin of groen glas).
 
Twee Cadenhead’s, een recente botteling en een ‘dumpy’:
 
Imperial – Glenlivet 29y 1978/2007, 54.7%, Cadenhead – Speyside – 78/100
Cadenhead blijft consequent in het gebruik van de naam Glenlivet voor distilleerderijen uit het dal van de river Livet. Dus ook voor Imperial. Neus is redelijk gerookt en wat ziltig. Spek. Tabak. Maar ook fruitaroma’s en wat zoets. Lekkere en comlexe neus. Ook smaak is aangenaam en wat olieachtig. Lange afdronk. Perfect drinkbaar op cask strength.
 
Bladnoch 13y 1964/1977, 45.7%, Cadenhead dumpy bottle black label 75 cl – Lowland – 86/100
M’n eerste Bladnoch en meteen een oude ‘dumpy’ Cadenhead botteling. Neus: bloemig, vanille, koffie, citroen. Hint van rook. Smaak is echt ‘mondvullend’, stevig, met veel citrus en ook wat peper. Lekkere bitterheid ook. Wat vettig, olie-achtig. Na een tijdje komen ook zoete tonen naar boven. Lange afdronk met ook hier weer veel citroen. Lekker seg!
 

Japan

“For relaxing times, make it Suntory time”. Lost in Translation. Iemand?
 
Vorige maand werd een Japanse whisky uitgeroepen tot beste single malt in de wereld. Het betreft de Yoichi 20y van Nikka. Of ik dit terecht vind, kan ik niet zeggen wegens (nog) niet geproefd. Maar als je de namen van de juryleden bekijkt en weet dat vorig jaar de Talisker 18y met de eer ging lopen, kan ik me moeilijk voorstellen dat de Yoichi een onterechte winnaar zou zijn.
 
In tegenstelling tot wat vele mensen denken, is Japanse whisky geen recent fenomeen. De geschiedenis van de productie van Japanse whisky gaat terug tot het jaar 1870. De eerste commerciële productie dateert van 1924. In dat jaar opende Yamazaki, de eerste officiële Japanse whiskydistilleerderij. Yamazaki is nog steeds actief, maar is in onze contreien niet zo gekend als de namen Nikka of Suntory.

Een belangrijk figuur in de Japanse whiskygeschiedenis is Masataka Taketsuru. In 1917 trok hij naar Schotland om het distillatieproces te bestuderen. Drie jaar later keerde hij met z’n opgedane kennis terug naar Japan om Shinjiro Torii van Kotobukiya (het latere Suntory Co.) met raad en daad bij te staan bij het bouwen van een distilleerderij in Yamazaki, Osaka. Torii was reeds jaren actief in de import van westerse sterke dranken, maar had nu z’n zinnen gezet op het produceren van Japanse whisky, volledig naar het voorbeeld van de Schotten.
Taketsuru werd distillery manager in Japan’s eerste whisky-distilleerderij Yamazaki. Hij bleef dit gedurende tien jaar, waarna hij 1934 in Hokkaido z’n eigen bedrijf oprichtte, Dainipponkaju, later opgedoopt tot het beter bekkende Nikka. In de schoot van Nikka verrees de Yoichi distilleerderij.
 
Vandaag de dag telt Japan een tiental distilleerderijen, te weten:

  • Yamazaki, Osaka, eigendom van Suntory.
  • Hakushu, Yamanashi, eveneens eigendom van Suntory.
  • Yoichi, op het Noordelijk eiland Hokkaido, eigendom van Nikka. Nikka is op zijn beurt eigendom van Asahi Breweries.
  • Miyagikyo, Sendai, ook behorend tot de Nikka groep.
  • Karuizawa, Nagano, eigendom van Mercian, onderdeel van Kirin.
  • Hanyu, in de buurt van Tokyo. Eigendom van Toa, maar gesloten in 2004.
  • Chichibu, onlangs – 2008 – geopend door Ichiro Akuto, kleinzoon van de distillery manager van Hanyu.
  • Fuji-Gotemba, Shizuoka, aan de voet van de beroemde gelijknamige berg, behorend tot de portefeuille van Kirin.
  • Shinshu, Nagano, eigendom van Hombo.
  • White Oak, Hyogo, eigendom van Eigashima Shuzou.

De grote spelers op de Japanse whisky markt zijn dus Suntory (Yamazaki & Hakushu), Nikka (Yoichi & Miyagikyo) en Kirin (Karuizawa, Fuji-Gotemba).
 
Elke distilleerderij gebruikt whisky van eigen distillatie, grotendeels voor blends, maar ook voor single malt whisky. Dit in tegenstelling tot Schotland, waar blends meestal een mengsel zijn van single malt & grain whisky van verschillende distilleerderijen. In Japan zijn de grote whiskybedrijven zowel eigenaar van de distilleerderij als van het label van de blend, en wordt er zelden whisky verhandeld tussen de distilleerders onderling. Blenders hebben in Japan dus beschikking over een veel beperkter arsenaal aan whisky dan hun Schotse tegenhangers. Tegenwoordig wordt dit door de bedrijven gecompenseerd door meerdere types van whisky te produceren. Zo zal een Japanse distilleerder nu zowel zachte, fruitige, rokerige als ge-sherry’de whisky distilleren. Dit leidt tot een grote diversiteit, welke ongetwijfeld mee verantwoordelijk is voor het recente succes van Japanse whisky. Het graan wordt grotendeels geïmporteerd.

Qua stijl leunt Japanse whisky sterk aan bij Schotse whisky, alhoewel het lang heeft moeten opboksen tegen vooroordelen. Men ging er immers wat makkelijk van uit dat whisky van buiten Schotland – alhoewel op dezelfde wijze geproduceerd – nooit hetzelfde niveau kon bereiken. Tot recent, nu Japanse whisky’s op internationale wedstrijden vaak prijzen wegkapen. De export van Japanse single malt whisky zit dan ook in de lift.

Merk ook op dat we Japanse ‘whisky’ schrijven, en niet ‘whiskey’ zoals in Ierland of de VS.
 
Twee Jappen:
 
Yamazaki 10y, 40%, OB 2007 – Japan – 66/100
Neus: duidelijk levertraan. Jeugdtrauma! Drop. Noten. En gestoofd fruit. Ook dat doet me denken aan m’n kinderjaren (de oma fruit stovend aan het fornuis). Wat bitter-zure smaak. Ook afdronk is licht zurig, zonder echt onaangenaam te zijn. Toch wel een tegenvaller.
 
Nikka 12y ‘Sherry & sweet’, 63%, OB 2006, cask 95887, 50cl – Japan – 82/100
Geen deftige notities, enkel ‘sherry & sweet? Inderdaad!’ en een score van 82, dus best wel een lekkere Japanner!
 

Ardbeg


 
Ardbeg is één van de zeven nog actieve distilleerderijen op het eiland Islay. Het ligt aan de zuidkust, ten oosten van Laphroaig en Lagavulin.

De geschiedenis van Ardbeg gaat terug tot het jaar 1794, toen Alexander Stewart z’n distilleerderij diende te sluiten. De (illegale) productie werd evenwel niet stilgelegd. In 1798 starte John McDougall samen met enkele boeren uit de buurt de bouw van een nieuwe distilleerderij, welke in 1815 officiëel van start ging en tot 1977 in het bezit van de familie McDougall bleef.
Eind 19e eeuw beleefde Ardbeg z’n hoogdagen. Geleid door twee McDougall zussen telde het 60 personeelsleden (vandaag zijn dat er een tiental) en klom de jaarlijkse productie tot meer dan 1 miljoen liter.
In 1959 werd een nieuwe vennootschap, de Ardbeg Distillery Ltd opgericht

In 1977 kwam Ardbeg in handen van Hiram Walker and Sons, dat later overgenomen werd door Allied Distillers. Allied Distillers bezat in die dagen verschillende distilleerderijen, waaronder ook Laphroaig. Het sloot de distilleerderij in 1981, om het in 1989 op verminderde capaciteit opnieuw op te staren. Het mouten van de gerst werd uitbesteed aan Port Ellen Maltings, dat heden alle distilleerderijen op Islay van mout voorziet. Hierdoor verloor de whisky een deel van z’n rokerig karakter.

Na een nieuwe sluiting in juli 1996 werd Ardbeg in 1997 overgenomen door Glenmorangie Plc. en heropend. Glenmorangie Plc., dat vandaag eigendom is van LVMH (Louis Vuitton Moët Hennessy), investeerde meer dan 1,4 miljoen BP in de verbouwing van Ardbeg en is er in geslaagd de traditie van de sterk geturfde Islay whisky nieuw leven in te blazen.
Ardbeg heeft een mash tun met een inhoud van vier ton en zes washbacks met een gezamenlijke inhoud van 168.000 liter. Per jaar wordt ongeveer 600.000 liter whisky geproduceerd.
De huidige Distillery Manager is Michael “Mickey” Heads die in 2007 Stuart Thomson opvolgde.
 
In 2000 is de ‘Ardbeg Committee’ opgericht, een genootschap dat Ardbeg-liefhebbers – zoals mezelf – over de hele wereld verenigt. Iedereen kan gratis lid worden via de website. Soms worden voor leden van de commissie speciale bottelingen uitgegeven.
 
Wat nog vermeldenswaard is, is dat de volledige productie van Ardbeg naar single malt gaat, wat in de whisky wereld vrij uniek is. Het water van de distilleerderij is afkomstig van Loch Iaran (Airigh Nam Beist) en Loch Uigeadail.
De whisky’s van Ardbeg behoren tot de meest geturfde van Schotland en hebben daarnaast over het algemeen ook een erg fruitig karakter.
 
Twee officiële Ardbeg bottelingen uit 2003:
 
Ardbeg Uigeadail, 54.2%, OB 2003 – Islay – 84/100
Lekkere neus van de zee, naast de te verwachten rook en turf. Wel minder turf dan de 10y. Vanille. Kruidnagel? Smaak ietsje minder, maar wel lekker. Zoet (zoethout?) en zilt, naast de turf. Ook wat bitters. Lange droge afdronk. Beter dan de 10y.
 
Ardbeg 25y ‘Lord of the Isles’, 46%, OB 2003 – Islay – 91/100
Sample van het Whiskyfest 2007 te Oostende. Lekkere Ardbeg neus met veel ‘zee’ (zilt & jodium), rook en sinaas. Zachte smaak, erg fruitig (citroen), zoet en ietsje bitter (karamel), beetje hout, peper en aangename turf. Complex. Erg lange afdronk, medicinaal, rokerig. Subtiel genieten!