Spring naar inhoud

Posts from the ‘Bowmore’ Category

De nieuwe Bowmore 12y

Terug met de beide voeten op de grond. En de nieuwe Bowmore 12y in de hand.

 

Bowmore 12y, 40%, OB 2010
Lichte neus op turf (maar in beperkte mate), zilt, een blik sardines (geopend weliswaar), sinaas, banaan en meloen, nat hout, honing, fudge… aangenaam. De smaak is wat dunnetjes (40%) en licht olieachtig. Je treft er de zachte turf en zilt van de neus aan. Daarnaast heb ik vanille, sinaas, eik, melkchocolade. Subtiel kruidigheid. Smooth. Lichte, middellange, licht bittere afdronk op kruiden en rook. Wordt zoeter naar het einde. Niet slecht en een stevige verbetering t.o.v. van vroegere batchen me dunkt. 83/100

Malts of Scotland duo: Bowmore & Ballindalloch 2000

Het volgende koppel Malts of Scotland dat ik proef is de Bowmore 2000 en de Ballindalloch 2000. Deze laatste is een Glenfarclas ‘in disguise’. Nu, buiten het feit dat beide whisky’s gedistilleerd werden in het jaar 2000 hebben ze bijzonder weinig gemeen. Van een ‘head to head’ is dan ook geen sprake, gewoon twee whisky’s op een rijtje.

 
Bowmore 9y 2000/2010, 58.7%, MoS, cask 800266, 219 bottles
Dit is een bourbonvat, en een zusje van vat 800267 dat enige tijd geleden door de Malts of Scotland werd gebotteld. De neus geeft lichte turf en dito zilt. Houtskool ook, oesters, een beetje iodium, wat sinaas en citroen, vanille en een licht mineralige toets. Vleessaus? Alles redelijk gedempt, er springt niets uit. Wat water toevoegen wijzigt het profiel niet echt. De smaak is stevig en mondvullend. Zilt (veel zilt), turf, assen, een lichte zurigheid (limoen?) en wat kruiden. Water maakt ‘m toegankelijker en geeft de rook wat meer vrij spel. Niet al te lange, zilte afdronk. Het geheel is vrij simpel, deze whisky mist een beetje persoonlijkheid. Verre van slecht hoor, maar ook niet om over naar huis te schrijven. 83/100
 
Ballindalloch 9y 2000/2010, 59.2%, MoS, cask 5408, 622 bottles
Dit is een sherryvat. De kleur, de geur, de smaak, het schreeuwt allemaal “sherry”. Spijtig genoeg schreeuwt het ook andere dingen. De neus start nochtans niet slecht. Zoet op gestoofd fruit, geconfijt fruit, van die gesuikerde halve schijfjes sinaas, leder, miso, sojasaus, oxo. Het zoete slaat dus wat om richting zout, maar hij slaat te ver om, richting heel wat minder aangename associaties. Maagzout, rotte eieren zelfs. Ondanks het alcoholpercentage is hij perfect drinkbaar. ’t Is te zeggen, mocht hij lekker zijn. Start ook hier zoet maar wordt snel bitter-droog. Okkernoten, druivenpitten, verbrande karamel, sherry met een serieus sulferkantje. De afdronk is redelijk lang, maar dat is ook z’n enige kwaliteit. De Bowmore miste wat persoonlijkheid, deze z’n persoonlijkheid staat me niet aan. 66/100

Fulldram supertasting 2010

Een Fulldramseizoen afsluiten, doen we zoals gewoonlijk in stijl. En vermits onze club dit jaar z’n vijfjarig bestaan vierde, mag stijl met een hoofdletter geschreven worden. In kalligrafie en verguld. Zo werd een lichtjes fantastische clubbotteling onlangs boven de doopvont gehouden, welke binnenkort aan de leden wordt verkocht. Maar ook de afsluitende supertasting moest een stevig orgelpunt op dit jubileumjaar worden. En zo geschiedde. De vorige supertasting was z’n naam al meer dan waard, toen kregen we acht kleppers te proeven waaronder de Ardbeg 1967 Pale Oloroso. Dit jaar zouden het er vijf worden… met hetzelfde budget. Laat ons zeggen dat de verwachtingen wel erg hoog gespannen waren. Ook deze keer was het trouwens onze ere-voorzitter Luc Timmermans die in z’n rijke collectie dook en met vloeibaar goud richting Leuven kwam. Hieronder een verslag van een avondje genieten in overdrive.
 

Als aperitiefje kregen we een oude blend voorgeschoteld, meer bepaald een Haig van 1974. Deze bewees eens te meer dat blends vroeger gemiddeld genomen beter waren dan vandaag de dag. Het gehalte aan single malt lag toen gewoon een pak hoger dan nu.

Haig Gold label, 43%, OB, rotation 1974, blended
De neus vertoonde lichte OBE, zonder echt muf te worden evenwel. Zilverpoets eerder, en de geur een antiquaraat. Erdoorheen priemde boter, wat granen, honing, sinaas en citroen. Vicks lemon. De smaak was romig en zoet (karamel) met een aangename fruitigheid. Werd metterijd wat bitter, maar nooit storend. Een pak beter dan de recente Haig in ieder geval. 83/100
 

De eerste in het rijtje van vijf toppers was één van de drie oude sherry-juweeltjes die we te drinken kregen, een Macallan 1964. t’ Is te zeggen, dat is wat ons verteld werd want het label was zo goed als onleesbaar. Was het wel Macallan?

Macallan 25y 1964/1989, 43%, OB, Anniversary Malt, 75cl
Oh ja, dit is een zalige, zacht-zoete sherryneus. Zoete balsamico, pruimen, rozijnen, geconfijt fruit (in van die boluskoeken!), geroosterde noten, woodsmoke en rijpe kruisbessen. Na enige tijd ook bloemen. Lekkere en complexe oude sherry. De smaak geeft associaties van bittere chocolade smeltend in je mond. Op de tong is hij romig (boter) en geeft naast de chocolade gestoofd fruit (confituren), pruimen, honing, perensiroop en een aangename kruidigheid. De afdronk is niet al te lang maar wel erg lekker op bitterzoete tonen, met terugkerend fruit. Smullen! 93/100
 

En dan volgende een andere gesherriede whisky. Andere ook in de betekenis van anders. Deze Inchgower 1967 heeft echt een heel ander profiel dan de Macallan. Veel vuiler vooral.

Inchgower 21y 1967, 46%, Moncreiffe & Co, Monza, Italy, 75cl
De neus had serieus wat tijd nodig om open te bloeien. Niet verwonderlijk na meer da twintig jaar onder kurk. Eerst had ik vleessaus, maggie en kruiden. En dat vuile. Een natte dweil? Oude, vette sherryneus. Dan verbrande karamel, chocolade, aarbeienconfituur en hars. Lichte rook er doorheen. Geen gemakkelijke, complexe neus die beetje bij beetje ontluikte. De vette sherry zette zich verder op de smaak met associaties van kersen, karamel, lichte rook en veel kruiden. En maar een beetje hout. De afdronk van deze Inchgower is een stuk langer dan deze van de Macallan maar minder fruitig. Meer op karamel en kruiden. Bijzondere whisky, maar geef ‘m vooral tijd. 91/100
 

En dan volgde een legendarische Ardbeg, ééntje uit de even legendarische Fragments of Scotland reeks van Samaroli. Het label vermeldt enkel ‘Islay’ en zegt dus niet om welke distilleerderij het gaat. De flessen werden indertijd ook redelijk goedkoop verkocht, want ja, wie wil er nu veel geld geven aan een niet nader genoemde Islay van 15 jaar oud? Maar toen duidelijk werd dat het Ardbeg 1973 was, ontstond er een rush op deze whisky. Waar je indertijd voor de ganse reeks van 6 flessen verhoudingsgewijs geen 1.000 euro betaalde, betaal je nu meer voor enkel deze Ardbeg. Op zich is Ardbeg 1973 natuurlijk niet zó uniek, wel uniek is dat dit een jonge Ardbeg 1973 is, gebotteld in 1988.

Ardbeg 1973/1988, 57%, Samaroli, Fragments of Scotland, 648 bottles
Erg complexe neus op turf, fruit (groene appels) en kruiden. Ook mineralig en hoe langer hoe meer farmy notes die komen bovendrijven. Stallen, nat hooi. Brora early 70’s style dus, toch altijd een stevige meerwaarde vind ik zo. Karamel. Zeewier. Een heel ander profiel dan ik verwachtte, anders ook dan de Ardbeg 1974’s die ik al proefde. Erg stevig en ‘dik’ op de tong. De turf, de kruiden, het (wit) fruit, je treft het ook hier aan. Maar daar houdt het niet mee op, een lekkere ziltigheid, zoethout en wat vanille komen er bij. Alles erg geconcentreerd. Zalige afdronk, ‘coastal’en ‘peaty’ en zo lang als een Belgische regeringsvorming. Zeer complexe en intense whisky. 94/100
 

En dan kwam voor mij met voorsprong het hoogtepunt van de avond. Een Glenfarclas die ik alleen maar in pure lyriek kan beschrijven, de 21-jarige in 1974 gebotteld voor Eduardo Giaconne. Een fenomenale whisky voor één van de grootste whiskypersoonlijkheden die de wereld gekend heeft. Vermits deze whisky in 1974 gebotteld is, betreft het hier distillaat van begin jaren 1950. Hou u vast.

Glenfarclas 21y, 51.5%, Pinerolo for Giaccone, Italy, rotation 1974
De neus. Ik bedoel De Neus. Die van de Macallan omschreef ik als ‘zalige sherry’, die van de Inchgower als ‘oude vette sherry’, dit is… euh, beter. Oh ja, dit gaat vlotjes over al het voorgaande. Man, dit is goed! En complex! Het woord complex is uitgevonden om deze geur te kunnen omschrijven, hij blijft maar evolueren. Waar beginnen? Dit is onbegonnen werk. Toch een poging. Noten, karamel, vijgen, chocolade, lichte rubber, teer en barbeque-toestanden (de houtskool, het gegrilde vlees…). Daarna rokerige aroma’s. Woodsmoke, subtiel turf. En het is nog niet gedaan. Antiekwas, kaarsvet, honing. De geur van oude lederen zetels. Tja, en zo blijft dat maar evolueren, elke keer ruiken geeft nieuwe associaties. Op een gegeven moment moet je stoppen, want het blad raakt vol, en ook de achterkant, en je wil er ook nog eens van proeven, nietwaar? De Smaak dus. Hij zet stevig aan en biedt ook hier een associaal decadent palet aan sensaties. Gedroogd fruit (abrikoos, vijg, rozijn), geconfijt fruit, noten, chocolade, rijpe appelsienen, turf, munt, kruiden (welke? who cares?) et cetera et cetera, in excelsis deo. Amen. Lange, erg lange en complexe afdronk op kruiden, vanalle zoets en zachte turf. Volgens Luc één van de beste Glenfarclasses ever (hij geeft de indruk daar iets van te kennen), voor mij sowieso dé beste tot op heden. 96/100
 

Afsluiten deden we met een whisky met een licht fruitige toets. Qua line-up was dit perfect. Na het complexe sherrygeweld van de Glenfarclas een whisky die het moet hebben van pure fruitigheid. Het contrast kon niet groter zijn. Zoals algemeen geweten kan een line-up een whisky maken of kraken, een line-up is nooit neutraal. Soit, het gaat dus om een Bowmore 1966, het meest ‘tropische’ Bowmore-jaar.

Bowmore 38y 1966/2004, 42.8%, DT Peerless, cask 3303, 179 bottles
Neus: tropisch fruit. Smaak: tropisch fruit. Afdronk: tropisch fruit. Voila, heb zelden makkelijker een whisky kunnen beschrijven. Eénzijdig, weinig complex, niet al te boeiend eigenlijk. Maar het moet gezegd: dit is oh zo superieur éénzijdig, oh zo superieur fruitig. In de neus en op de smaak een succulente tropische fruitsalade. Dominiek maakte een vrij levendige voorstelling van een wulpse dame in een strooien rokje dat al heupwiegend een grote mand fruit op haar hoofd draagt. Spijtig genoeg zeggen woorden in deze belange niet zoveel als beelden. Op het netvlies gebrande beelden. Nu, er is natuurlijk nog wel iets meer te ontwaren dan de mango, de passievrucht, de papaya, de ananas en de pompelmoes. Op de neus had ik ook bloesems, kamille en boter. Een klein beetje zilt op de tong ook. En zo goed als geen hout. Noch rook. Dit kapt zo makkelijk binnen, je hebt echt niet het idee iets op – toch nog altijd – 43% te drinken. Na de tasting had ik deze op 95/100 staan, maar had nog wat over. Na herproeven the day after doe ik er een puntje af. Hij is geweldig lekker, maar de line-up misleidde een beetje. Het gebrek aan complexiteit en evolutie, wat de Glenfarclas – overtollig – wel had, ontbreekt hier. De Bowmore Bouquet is de incarnatie van het beste van beide werelden: het beste wat Bowmore 1966 te bieden heeft in een opperste complexiteit. 94/100
 

Macallan 1964, Inchgower 1967, Ardbeg 1973, Glenfarclas early 1950’s en Bowmore 1966… dit noem ik nu eens een Supertasting zie! A ja, de top 5 van de avond was:

  1. Bowmore
  2. Glenfarclas
  3. Ardbeg
  4. Macallan
  5. Inchgower

Bowmore en Glenfarclas ex aequo maar de Bowmore had meer eerste plaatsen. Bij mij staan de Bowmore en de Ardbeg samen op twee met de Glenfarclas als absolute heerser over de avond. Ik begin Luc stilletjesaan te begrijpen. Long way to go evenwel.

 

Een blinde Fulldram sessie – vervolg

Na de pauze gingen we blind en gezwind verder met volgende vier gesokte flessen.

 
Longrow 10y 100° proof, 57%, single cask for The Nectar, Belgium
Zachte, granige neus met associaties van zoete turf, vanille, hout en veel granen. Bierbeslag. Niet geweldig, maar water toevoegen helpt. Water brengt vooral fruit naar boven, zoet fruit, rijpe banaan, maar ook cake en winegums zoals iemand opmerkte. Ook op de smaak heeft hij water nodig, zonder is hij te scherp en te gesloten. Dan krijg je zachte, zoete turf en vanille. Lekkere whisky, maar enkel en alleen met water. 83/100
 
Arran 1997/2010, 55%, OB for Belgium, cask 965, 306 bottles
Zachte sherry- en wijnneus. Ik dacht aan tarte tatin. Met z’n rozijnen, warme appels en karamel. Eucalypus. Honing. Deed me ook wat aan rum denken. Op de tong is hij erg krachtig, het vocht brandde zich een weg naar m’n maag. Alcohol en karamel maar niet veel meer. Water dan maar. Mmm, blijft weinig uitgesproken. Gestoofd fruit, dat wel. Middellange, bitterzoete afdronk. Ook dit is best lekkere whisky hoor, maar voor mij toch de minste van de avond. Niet voor iedereen evenwel, zie de eindrangschikking onderaan. Aan mijn score kan je echter afleiden dat het niveau van de tasting wel meer dan oké was. 80/100
 
Bowmore 16y 1993/2010, 59.9%, The Perfect Dram (TWA), 209 bottles
Aha, een Bowmore 1993! Een legendarische jaar voor deze distilleerderij. In 1993 draaide Bowmore op verminderde kracht, alles gebeurde er een beetje trager. Zo nam de fermentatie dubbel zoveel tijd in beslag als andere jaren. Het resultaat is whisky van uitzonderlijke kwaliteit. Probleem is dat er nog weinig Bowmore 1993 te vinden is, wat gezien de reputatie niet verwonderlijk is. Maar misschien zullen er later nog wel enkele beauties uit dat jaar gebotteld worden op hogere leeftijd.
De neus van deze is licht mineralig en geeft zachte turf en veel bitterzoet fruit. Sinaasschil, kruisbessen, bosbessen, maar ook een lichte tropische touch met ananas en papaya. Vanille. Dit patroon zet zich verder op de smaak. Licht bitter (wat kruiden), veel fruit (de bessen) en zachte turf. De laatste twee associaties komen meer naar voor met enkele druppels water. Fruitige en zoete afdronk met terugkerende rook en wat zilt. Lekkere fruitige whisky (staat in m’n top 3) maar van een Bowmore 1993 had ik misschien toch nog net een ietsje meer verwacht. 86/100
 
Port Charlotte 6y 2002/2008, 57.6%, Streah, cask 85, 281 bottles
Ik moet bekennen nog nooit van deze onafhankelijke bottelaar gehoord te hebben. Vraag me af wat ze zo nog gebotteld hebben. De neus is romig en fruitig met turf natuurlijk, zilt, vanille en vrij veel wit fruit (jong). Niet geweldig complex maar wel lekker. Hetzelfde geldt voor de smaak. Fruit, turf, peper en een lichte assigheid. Lange afdronk in het verlengde hiervan. Voila, een Port Charlotte die wél 84 verdient! 84/100
 

Met deze Port Charlotte sloten we een geslaagde avond af. We hebben dus redelijk wat peat voorgeschoteld gekregen, maar telkens wel mooie en relatief complexe peat. En op zich mocht dit ook wel eens, de nadruk ligt over het algemeen immers sterk op fruitige whisky, waar we natuurlijk niets op tegen hebben.
Blinde tastings? Zo mogen er voor mij elk jaar wel enkele zijn.

 
A ja, voor ik het vergeet, de top 3 van de avond zag er als volgt uit:

  1. Springbank 21y
  2. Arran 1997 for Belgium
  3. Longrow 10y for The Nectar

In de winnaar kon ik me perfect vinden, maar zeker met de tweede plaats van de Arran was ik het niet eens. Bij mij stond de Rollercoaster op twee en de Bowmore op drie, alhoewel deze laatsten erg dicht bij elkaar lagen.

 

Mara

Mara, of voluit Malt Rarities, is gekend om z’n pareltjes aan oude en zeldzame bottelingen. Je komt ze vaak tegen op festivals, o.a. op het Lindores Whiskyfest zijn ze een vaste waarde. Maar je kan hun aanbod aan flessen die ze te koop aanbieden ook consulteren via hun website, www.maltwhisky-mara.com.

Vorige week woensdag waren we op bezoek in hun kelder in Limburg, Duitsland. ‘We’ dat zijn Luc Timmermans, Geert Bero en mezelf. Gastheren waren Carsten Ehrlich en Roland Puhl. Carsten Ehrlich is een naam als een klok in het whiskywereldje. Deze Duitser wordt door iedereen als één van de grote whisky-autoriteit beschouwd. Het is de man achter The Whisky Fair, de jaarlijkse whiskyhoogmis in Limburg, Duitsland en ook één van de drijvende krachten achter The Whisky Agency. Man, wat heeft die gast een fenomenaal (maar echt fenomenaal) whiskygeheugen! Hij noteert niets, maar kan zonder moeite whisky’s voor de geest halen en in detail beschrijven die hij tien jaar geleden dronk. En deze dan vergelijken met één zustervat dat hij vijtien jaar geleden dronk. Echt onwaarschijnlijk.

In de loop van de avond kwam ook Astrid Kathrine Ohl langs en nog een kerel die ik niet ken. Het hoeft geen betoog dat ik me in dit gezelschap een beetje ongemakkelijk voelde. Ik heb me woensdag vaak afgevraagd “what the fuck zit ik hier tussen te doen?”. Eén antwoord op die vraag zou kunnen zijn “bangelijk lekkere whisky drinken”.

Wat een collectie dat Mara heeft, en wat daar tussen staat… en wat wij geproefd hebben! Ja, het zijn hoogdagen tegenwoordig. Hieronder een ad random overzichtje van al het lekkers dat de revue passeerde. Alhoewel, ik vrees dat dit geen volledig overzicht zal zijn. Ik heb niets genoteerd (blame me), ben dus volledig afhankelijk van wat ik onthouden heb en de dag erop op papier heb gezet. Dus Luc, Geert, vul gerust aan…

 
Port Ellen 19y 1970/1989, 40% Sestante import, 75 cl, waarvan ik dus de rest mee naar huis heb genomen. Zie twee posts eerder voor een deftige tasting note.
Benromach 14y 1967, 46%, Samaroli ‘Bouquet’, ‘The never bottled Top Quality’, 300 bottles, 75cl, één van die sublieme Samaroli bottelingen.
Springbank 21y, 46%, black ceramic jug. Hier bestaan blijkbaar verschillende batchen van, die niet van elkaar te onderscheiden zijn. We proefden twee versies, de éne was lekker, de andere geweldig.
Dufftown 40y, 45.3%, OB, da littri 3/4, bottled before 1975. Dit is whisky van ergens rond 1930. Luc heeft deze fles gekocht en ter plekke geopend. De rest is in sampels te verkrijgen via Whiskysamples. Niet goedkoop, maar z’n geld meer dan waard. Echt een indrukwekkende dram.
Teaninich 22y 1959, 46%, Samaroli ‘Bouquet’, ‘Flowers I’, 75cl. Fles gekocht en geopend door Astrid. Ja, Silvano Samaroli wist z’n vaten wel te kiezen, ook deze was bangelijk goed.
Glen Grant 25y, 86 proof, 26 2/3 Fl. Oz., bottled +/-1980. Glen Grant van de fifties dus. Dit was dan de fles die ik kocht. Goedkoper dan deze van Luc (alhoewel nog genoeg naar mijn portefeuille), maar spijtig genoeg proef je dat ook. Een weinig uitgesproken smaakprofiel. Misschien wordt ie beter met even open te staan. Hiervan volgt dus later nog een uitgebreide tastingnote.
Longmorn-Glenlivet 1965/1977, 70° proof, Berry Bros, old label. Fles gekocht door Geert, en ook hij had minder geluk. Alhoewel SV deze 93 scoort. Misschien nog wat tijd geven Geert…
Balvenie. Euh ja, een Balvenie. Geen idee meer welke. Wel een lekkere, hij viel niet echt uit de toon.
Longrow 1987, 46%, Samaroli. Eén van deze ondertussen legendarische Longrows 1987 van Samaroli.
Ardbeg 18y 1974/1993, 54.6%, Wilson & Morgan, 285 bottles. Eén van die stunning Ardbegs 1974. Sampels te koop op Whiskysamples.
Benriach 1976. Eén van die… juist ja.
Royal Lochnagar. Ook hiervan ben ik de details kwijt. Vond ‘m wel verrassend lekker.
Bowmore 32y 1969/2002, 46.9%, Duncan Taylor Peerless, cask 6082, 263 bottles. Mouthwathering.
Bruichladdich 1966/1983, 53.5%, Moon Import, Riserva Veronelli, 2400 bottles. Ongetwijfeld de beste Bruichladdich die ik al dronk.
Caol Ila 26y 1977/2003, 57.7%, Douglas Laing Platinum, cask L7020, 86 bottles. Een paar procent van die 86 flessen staan bij Geert Bero, the lucky bastard. 93/100 van SV.
Glen Elgin 25y 1984/2009, 48.7%, The Whisky Agency, 244 bottles.
Strathisla 42y 1967/2009, 43.1%, The Whisky Fair, 138 bottles.
Miltonduff 14y ‘Pluscarden’, 40%, G&M for Sestante, bottled end 1980’s.
 

En dan hadden we nog een whisky die ik zal benoemen als ‘The One that Cannot be Named’. Ik vind dat ieder rechtgeaard whiskyliefhebber zo’n whisky moet hebben, nietwaar Bert? Het is een whisky waar je niets over terugvindt, die niet vermeld staat in de Malt Maniacs Monitor, noch ergens anders op het web. Toen deze fles rondging en de neuzen het glas indoken, viel er een heilige stilte in de kelder. Iedereen was sprakeloos, de sluikse blikken spraken boekdelen, kreetjes van “Djéééééé”, ”Fuck”, ”My God” en aanverwanten werden in volle eerbied en aanbidding binnesmonds gesmoord. We wisten dat we iets sacraals in handen hadden. Die neus! Die smaak! Die balans! Die kracht! Die subtiliteit! Die complexiteit! Het Heilige der Heiligen. The one for the Gods. Hier leef ik voor, om dit soort whisky te kunnen ontdekken. In een vuile, wanordelijke, smoezelige, kelder ergens diep in het Duitse achterland.
Ik heb de Bowmore Bouquet 99/100 gescoord. Dit is minstens even goed. Is ie beter? Wie zal het zeggen? And frankly, who cares? Ik zal het toch nooit weten, de kans dat ik beide ooit nog eens naast elkaar ga proeven is onbestaande. Volgens Luc is ie wél beter dan de Bouquet (dewelke hij trouwens 100/100 gaf). I rest my case

 

Twee nieuwe Malts of Scotlands

Highland Park 20y 1989/2009, 51%, Malts of Scotland, cask 10521, triple wood, 280 bottles – Orkney
Triple wood? Wel ja, deze HP heeft na een dikke twintig jaar op bourbonvat nog drie maand gerijpt op portovat en daarna nog ’s drie maand op sherryvat. Sobere, ‘strenge’ neus. ‘Austere’, mocht ik in het Engels schrijven. Wat eerst opvalt, is het gedroogde gras, hooi, gedroogde bloemen, potpourri. Honing ook, eucalypthus en een beetje hars. Vernis. Fruit? Niet veel, een toefje aardbeienconfituur misschien. Een weinig rook op de achtergrond. De smaak is behoorlijk droog, kruidig, met het hars en de honing uit de neus, naast een stevige stukje hout. Wat rubber. Kirsch? Drogende afdronk met peper en gember. Lekkere, maar zeker niet de beste Highland Park die ik al dronk. 82/100
 
Bowmore 14y 1995/2009, 56.7%, Malts of Scotland ‘Clubs’, cask 113, sherry but, 316 bottles – Islay
Dit is de eerste Malts of Scotland gebotteld in de ‘Clubs’ reeks, whisky’s geselecteerd door en gebotteld voor whiskyclubs, in dit geval de Maltisten uit Wesfalen. Een lekkere jonge Bowmore met mooi gebalanceerde turf is dit, vooral op de neus, de turf is wat scherper op de tong. Maar het blijft dus niet bij turf. De geur geeft ook roze pompelmoes, mandarijn, kruiden en wat medicinale toetsen. Tandartstoestanden. Dat medicinale zit ook in de smaak, naast houtskool, zilt, wat citroen en nootmuskaat. Best lekker. Eerder lange afdronk op turf en citrus. Ja ja, Bowmore heeft zich in de jaren negentig goed herpakt. Laat dit soort whisky 10, 20 jaar langer rijpen – zodat de turf nog wat meer naar de achtergrond verschuift en het fruit en de kruiden nog meer ruimte krijgen – en we gaan op onze oude dag nog heel wat beauties uit dit decenium tegenkomen. 86/100

Bezoekje aan BB

Zoals vorig weekend al aangehaald, ben ik vrijdag tot in het verre Ingooigem gebold. Naast die zalige Goldlys (het wringt nog altijd een beetje moet ik zeggen) schotelde Bert Bruyneel me nog heel wat lekkers voor. Hieronder een ‘korte’ impressie.

 

Beginnen deden we met de Glen Garioch 8y, 40%, OB 2008. Geen grootse whisky, verre van, maar goed om het pallet scherp te stellen. Jong, licht, wat grassig, lichte rook, beetje fruit en geroosterde granen. 75/100

Dan vroeg Bert me of ik op het Wild West Whisky Fest vorig jaar het ‘experiment’ gedaan had. Dit is vier maal dezelfde whisky (een Imperial uit hetzelfde vat), zowel gekleurd als niet gekleurd, chillfiltered als unchillfiltered. Vermits ik moest toegeven dat ik daar niet toe gekomen was, kreeg ik hier een herkansing: vier versies in evenveel blauwe glaasjes zodat ik zelfs niet op de kleur kon afgaan. Moeilijk seg! Ik dacht dat 1 & 3 gekleurd waren, bleek 1 & 4 te zijn, de chillfiltered en unchillfiltered kon ik pas aanwijzen na een hint van Bert. Die hint bestond erin dat je gehemelte bij de koud-gefilterde versies na wat walsen droger achterblijft. Mijn voorkeur ging duidelijk uit naar de eerste, wat de bijgekleurde unchillfiltered versie bleek te zijn. Dezelfde voorkeur als die van Bert en de andere Maniacs die dit experiment gedaan hebben. Toch een beetje verrassend dat de gekleurde de algemene voorkeur wegdroeg.

Na dit boeiend en leerrijk experiment dronken we de Goldlys 1994 ‘Limousin Cask’, die dus écht wel bangelijk lekker is. Hij werd vergezeld door een minstens even grote stunner, de Amrut for Crombé.

Dan volgde een ‘sulfer’ debat aan de hand van de Glendronach 15y, de Glendronach 18y en de Glenglassaugh 20y 1986/2006, 51.3%, bottled for Falster, Denmark (Kreativ Whisky Fallstaff Festival), 06/08048. In beide Glendronachs had ik indertijd al sulfer gedetecteerd, vooral op de neus. Bert’s priemende “Ha, nog zo’n geval” deed me even slikken, maar ook tijdens deze herkansing had ik de sulfer. Bij de 15y is dat subtiel en best doenbaar, bij de 18y is het dominanter. Bert probeerde m’n mening te doen herzien door de Glenglassaugh voor Falster voor m’n neus te zetten met de melding “dit is sulfer”. En ja, dit ís sulfer, zware sulfer, een pak zwaarder dan in de Glendronachs (zeker op de tong), maar dit neemt niet weg dat die twee Glendronachs voor mij sulfer hebben. Niet zo voor Bert en voor nog heel wat anderen blijkbaar, als ik zo de tasting notes links en rechts lees. Soit, de Glendronachs zijn drinkbaar, wat over de Glenglassaugh niet gezegd kan worden. Buiten de waanzinnige sulfer had ik ook associaties van bitter witloof. Zal wel aan mij liggen.

Het werd tijd om aan het deftige werk te beginnen. De Strathisla 50y 1957/2007, 43%, Gordon & MacPhail kan best als ‘deftig’ door het leven gaan. Ik heb er nog verbazend veel over genoteerd, wat naarmate de avond vorderde hoe langer hoe minder het geval was. De neus vertoont mooie, zachte sherry. Zacht in de zin van achterliggend, met veel fruit (sinaas, dadels, vijgen, pruimen), bramenconfituur, maar ook bijenwas, munt, hout en een beetje rook. De smaak is dik, boterig en stroperig. Ik had kruiden, hout, gestoofd fruit, rozijnen, karamel, pruimtabak, alles mooi in balans. Subtiel en toch krachtig. Lange, fruitige en licht drogende finish. Smeuïge Strathisla, en weer eens een bewijs van de kracht van Strathisla, nl. vaak nog erg lekker op hoge leeftijd. 88/100

Dan passeerde twee Springbanks de revue, twee top Springbanks. De eerste was de Springbank 35y 1971/2007, 59%, The Whisky Fair, sherry wood, 239 bottles, een whisky die ik al eerder proefde. Laat ons zeggen dat ik het niet erg vond ‘m nog eens te kunnen proeven, wat een zalige whisky! De tweede was de Springbank 34y 1969/2003, 56.7%, Signatory, cask 266. Ook niet slecht, maar toch niet van het niveau van de TWF. Op de neus is ie waxy en spicy, met een lichte farmy touch. Wat honing en hout erdoorheen. Op de smaak diezelfde waxyness en kruiden, maar wordt na enige tijd wel erg droog. Lange, bitterzoete afdronk. 87/100

De Caol Ila 26y 1975/2001, 56.1%, Signatory, cask 459, 242 bottles was de volgende in de rij. Een erg lekkere, grassige Caol Ila. Naast het gras de verwachte rook en fruit (appel en pompelmoes) in de neus en de stevige smaak. Lange, fruitige finish. 89/100

Een jaren zestig Bowmore was niet misplaatst in deze line-up. De Bowmore 31y 1968/1999, 44%, Signatory, cask 3820, 252 bottles laat zich samenvatten als ‘tropical!’. Meloen, kiwi, passievrucht, pompelmoes… iets waxy ook. Beetje kruiden doorheen al het fruit op de smaak. Gember? Misschien niet geweldig complex, maar zó lekker. Smullen! 92/100

Tijd voor wat stevigere turf verdorie. Hiervoor bleven we nog even op Islay. De Ardbeg 1990/2004 ‘Cask Strength’, 55%, OB for Japan, 1200 bottles kende ik niet, maar ben blij met de kennismaking. Deze kan makkelijk naast de Airigh Nam Beist gaan staan, op alle vlak – heeft een gelijkaardig profiel. 90/100

Nóg beter is de Laphroaigh 30y, 43%, OB. Bert was niet zeker welke batch het was – en eerlijk, who cares? Ik gaf de 2002 batch indertijd 93 punten, deze is zeker evenveel waard.

De notities worden summierder en summierder. De whisky’s zelf ben ik wel consequent blijven noteren. Ik lees Glen Moray ‘Mountain Oak Malt’ 1991/2003, 60.5%, OB, 800 bottles op m’n blad, en de termen ‘karamel’, ‘zoethout’ en ‘bitterzoet’, voor wat dat nog waard is. Ik herinner me dat ie ondankts z’n hoog alcoholpercentage erg aangenaam dronk.

Eindigen deden we in schoonheid, zeer verrassend met een straatje Benriach. De eerste was de Benriach 26y 1980/2006, 55%, OB, cask 2535, new oak, 238 bottles, de tweede de Benriach 36y 1968/2005, 51.5%, OB, cask 2708, 111 bottles en tot slot de onvermijdelijke maar oh zo lekkere Benriach 30y 1976/2006 for LMDW.
De 1980 is vettig (boter) en geweldig fruitig, zeker in de neus. Op de tong zeer explosief, super fruitig (tropisch). Vanille en genoeg – maar niet teveel – hout. Hij moest zeker niet langer op vat gelegen hebben, maar het dient gezegd dat 26 jaar op nieuwe eik bij veel whisky’s niet zou pakken, hier lukt dat wonderwel. Knap! 89/100
De 1968 is anders (logisch), kruidiger en complexer. Minder tropisch fruit, meer sinaas. Bloemen ook, zowel in de geur als in de smaak. De 1980 was erg lekker, dit is top! 93/100
Over de heilige 1976 is alles al lang gezegd. Amen.

 

Voila, dat was het zo’n beetje, alhoewel ‘beetje’ een wat ongelukkige term is. Nog ’s bedankt voor de geweldige ontvangst en dito line-up Bert!

 

Three of a kind!

Bowmore 7y 2000/2007, 60%, Van Wees – The Ultimate Collection, cask 800064, bottle 190 – Islay – 77/100
Een jonge Bowmore met zoals te verwachten jonge, frisse turf. Nat hooi, rook en citroenen. Eerste slok is wat scherp… nu ja, met 60% is dat niet verwonderlijk. Daarna best drinkbaar zonder water. Ook hier de jonge frisse turf, peper, zoethout en wit fruit. Turf en zilt in de droge finish. Zonder al te complex te zijn, is deze dram best OK voor z’n leeftijd, maar ook niet meer.
 
Bowmore 17y, 43%, OB 2006 – Islay – 79/100
Eerste maal geproefd op het Whiskyfestival Gent 2007. Complexe en aangename neus. De zee! Wat kruidig ook. Smaak maltig en ziltig, met een aangename bitterheid. Citrusfruit. Een weinig turf. Complex. En een lange rokerige afdronk. 89 punten. Op dat moment nog te krijgen, maar niet meer voor lang (vervangen door een 18-jarige botteling, maar daarna toch ook nog door een nieuwe 17), dus snel nog een fles gekocht.
Fles geopend op 17/05/07, maar deze had een zeepsmaak! Nochtans dezelfde batch, dacht ik toch. Nu ja, het was wel nummer 28 of zo op het festival… Naast de boven beschreven sensaties dus duidelijk zeep. Doet me wat denken aan die harde paarse snoepjes (viooltjes?) die m’n grootmoeder vroeger had, vond ik toen ook al naar zeep smaken. Lavendel zeep.
Ook bij volgende pogingen nog steeds de (lavendel) zeep. Storend. De zeep-toets in de voor de rest best wel lekkere whisky kost deze fles toch 10 punten.
 
Bowmore 17y 1989/2007, 51.9%, cask 7914, 222 bottles – Islay – 80/100
Frisse neus (munt) met stevige rook en turf. Beetje kruiden. Ook de smaak is in eerste instantie erg fris, maar wordt vrij snel gevolgd door een turfexplosie. Lange afdronk met weer eens veel turf. Lekker hoor, maar de turf is me wat te dominant en de combinatie turf-munt is niet helemaal my cup of tea.

Fulldram SUPERtasting

Maandagavond hebben we met Fulldram Leuven in stijl het seizoen afgesloten. Het betrof een supertasting samengesteld en geleid door Luc Timmermans. Dan weet je dat ‘in stijl’ geen verkeerde woordkeuze is. We kregen acht whisky’s voorgeschoteld (ja whisky’s, we zijn niet voor niets een whiskyclub nietwaar) waaronder een nogal indrukwekkende Ardbeg 1967 Pale Oloroso. Deze won echter het pleit niet, om maar te zeggen dat je mij niet gaat horen klagen over het niveau van deze tasting.
Nu donderdagavond. De madam op de lappen, de kids in bed, de ideale gelegenheid om mijn sampleflesjes met de overschotjes te ledigen. Samen met mijn notities van maandag resulteert dit in het volgende:

 
Miltonduff 12y, 43%, OB bottled mid 1990’s – Speyside
Deze laat zich herleiden tot kurk, kurk en kurk. En misschien een beetje rauwe champignons. Geen score dus, want defective bottle. De eerlijkheid gebiedt me wel te zeggen dat ik dat niet onmiddelijk merkte, pas nadat Luc ons op ‘een offnote’ wees, rook ik de kurk. Ik ging er van uit dat dat kwam omdat het kurkgehalte nog best meeviel, maar na andere whisky’s te degusteren, werd de kurk in deze alsmaar prominenter. Didactisch materiaal.
 
Glenugie 20y 1984/2004, 50%, DL OMC, cask 1320, 201 bottles – Highland – 90/100
Aangezien Glenugie z’n deuren sloot in 1983 hebben we hier te maken met een misprint. Ofwel heeft de kuisploeg zich in 1984 eens goed laten gaan. Soit, het is dus whisky van 1983. Stevige neus met veel fruit. In your face fruit. In your face fruit?? Het is nogal een krachtige neus is, het fruit stuwt zich als het ware een weg door je neusholte, dat bedoel ik. Vooral wit fruit. Sappige peer. Zoet ook. En een beetje kruidig. Maar dan het ‘herbal’ type kruidigheid. Kruidenthee. Het Nederlands maakt spijtig genoeg niet het onderscheid tussen ‘herbal’ en ‘spicy’ kruidigheid. De spicy variant zit dan weer wel in de smaak. Vooral op het eind veel peper. Natuurlijk ook hier veel (zoet) fruit. Vrij lange, fruitige afdronk. Smullen!
 
Port Ellen 21y 1979/2001, 50%, DL OMC, 618 bottles – Islay – 91/100
Deze heb ik recent nog bij Dominiek gedronken. En goed bevonden. Lekkere turf perfect in harmonie met dito sherry. En zonder scherpe kantjes. Score bevestigd.
 
Tomatin 25y 1980/2005, 56.6%, Weiser Germany, cask 13462, 320 bottles – Speyside – 91/100
En dan gingen we weer de fruitige torr op. En hoe. Deze Tomatin zit vol fruit, fruit van het exotische type hier. Passievrucht, mango, ananas… Schitterende frisse neus en erg drinkbaar voor dit alcoholpercentage. Lange afdronk met… juist, fruit. Top!
 
Bowmore 35y 1968/2004, 40.5%, DT for The Whisky Fair, cask 3818, 150 bottles – Islay – 88/100
En voor diegenen die nog niet genoeg fruit hadden, stond er nog een Bowmore 1968 op het programma. Bowmore 1968, dat is tropisch fruit. Veel ervan in de neus. Nat hooi ook. Beetje zoet. Smaak is erg zacht (ok, amper 40%), zoet en fruitig. Naast de tropische toestanden ook wat citrus. Na een tijdje komen er bloesems door. Lange afdronk. Lekker? Zeer zeker, maar mist de complexiteit van de 1966 distillaten. Dat laatste zet ik er vooral bij omdat dat wel chique staat, niet dat ik al geweldig veel jaren zestig Bowmore gedronken heb. Met 88 punten voor mij de minst scorende dram. Jawel, een Bowmore 1968.
 
Nectar of the Gods (Glenfarclas) 38y 1966/2004, 42.3%, Whisky Magazine Editor’s Choice, cask 6461, 84 bottles – Speyside – 92/100
De naam die de jongens van Whisky Magazine deze whisky hebben meegegeven, wekt wel wat verwachtingen moet ik zeggen. Benieuwd of hij deze kan waarmaken. Zoete neus met honing en speculaas. Bodding roept er iemand. Nu je het zegt. Boenwas heb ik ook. Fruit natuurlijk. Gestoofd fruit en confituur toestanden. En dan komt er ook nog ‘s subtiele rook door. Woodsmoke zegt Luc, hout dat verwarmd wordt. Inderdaad. Sherry? Amper. Heerlijke complexe neus. Hetzelfde geldt voor de zoete, romige smaak. Bijenwas, honing, hout, sinaas, perzik, beetje zilt, beetje meer peper, en ongetwijfeld nog heel wat meer want complex is ie wel. Zeer lange afdronk. Schitterende whisky.
 
Ben Nevis 34y 1966/2001, 53.7%, OB for Germany, cask 4276, 209 bottles – Highland – 93/100
Neus: banaan! Ben Nevis noemt men ook wel de banaanwhisky. Nu weet ik waarom. Ondanks het feit dat deze vrij recent gebotteld is toch wat lichte old bottle toestanden. Oude boeken, oude kleren… dat soort zaken. Zoet (karamel) en geleidelijkaan kruidiger. Zalig! Het fruit (banaan, jawel, maar niet alleen dat) en de kruiden kom ik ook de smaak tegen, én in de lange afdronk. Voor de leeftijd niet te veel hout. OK, de smaak wordt naar het einde wat bitter, maar het is een bitterheid van de heerlijkste soort. Lange zalige afdronk. Deze whisky leunt trouwens een beetje tegen rum aan. De banaan, de (verbrande) karamel. Zeker geen gemakkelijke whisky, je moet hem wat tijd geven. Maar hij is o zo lekker.
 

En dan… dan kwam de Ardbeg 1967 Pale Oloroso. Ik kan me moeilijk een betere afsluiter van een supertasting voorstellen. Man, dit is zó goed. Whisky van een andere planeet. Whisky van een ander tijdperk, en dat mag wél letterijk genomen worden. Dit soort whisky maken ze vandaag immers niet meer. En kán – met de huidige productieprocessen – ook niet meer gemaakt worden. Vandaar ook de prijzen. Deze kan je met wat geluk nog wel op één of andere veiling op de kop tikken, maar dan moet je wel bereid zijn een 900 euro neer te telen. Voor de rest van de fles (toch nog een achttal drams) had Dominiek nog 130 euro over. Mijn maximum lag een beetje lager, maar heb vandaag – met de resterende anderhalve centiliter die ik van de tasting mee naar huis had genomen voor mij – al spijt van m’n consequentie. Nu ja, ben Dominiek vergeten vragen wat z’n maximumbod was geweest. Whatever, laat ik maar gewoon genieten van dit kostbare restje.

Ardbeg 28y 1967/1995, 53.7%, Signatory, cask 575, Pale Oloroso – Islay – 95/100
Neus het glas in. Geloofd zij de Heer! En Luk. Turf, maar niet de jaren zeventig Ardbeg turf, laat staan recentere, scherpere turf type Airigh Nam Beist. Deze turf is subliem zacht, fruitig en zoet. De heerlijkste, zachte sherry erdoorheen. Lichte zee associaties (zilt, zeewier…) en wat kruiden ook. Welke? Who cares! En waarschijnlijk kan ik nog heel wat meer uit de neus halen, want hij is zo complex, maar daar heb ik nu even geen zin in. Prachtig gewoon. En de smaak? Ja, ook die verantwoordt de score. Krachtig, mondvullend, met de fruitige turf, zilt, zoethout, was, beetje teer… whatever. Mooie verwevenheid om een illuster clublid te citeren. Nee, mooi is een term die afbreuk doet aan deze Ardbeg. Formidabel, subliem, breath-taking, mouth-watering, dat is de terminologie die hier van toepassing is. Zaaaalige, eeuwigdurende finish. Man, dit is lekkere whisky!
 

Bon, even terug met de voeten op de grond, voor ik het laatste – ja, écht het laatste – bodempje van deze godendrank mijn papillen laat beroeren (the lucky bastards). De top drie van de avond was:

1. Glenfarclas
2. Ardbeg (hunk?)
3. Bowmore & Tomatin ex-aequo

Mijn top drie:

1. Ardbeg (mocht u er nog aan twijfelen)
2. Ben Nevis
3. Glenfarclas

Vwalla, dat was weer eens een mooie avond zie. Enkele Orvals in de vroege uurtjes maakte wel dat het een beetje doorbijten was dinsdag, maar erg kon ik dat niet vinden.

Bedankt voor al het lekkers Luc! En nu de papillen…

Bowmore

Bowmore, daar moeten we het toch ook eens over hebben. Ze hebben daar schitterende whisky gemaakt – zeg maar van het beste wat er ooit gestookt is – maar ook serieus wat bocht.

 
Bowmore
 

Bowmore is één van de oudste en grootste distilleerderijen van Schotland. Het ligt in het gelijknamige dorp op het Island Islay, aan de oevers van Loch Indaal. De naam Bowmore betekent ‘groot rif’ of ‘zeerots’.
Het was éne Simpson die de distilleerderij oprichtte in 1779. Van die eerste jaren is er weinig informatie voorhanden. In 1837 werd het bedrijf overgenomen door William en James Mutter, welke de distilleerderij verder uitbreidden. James Mutter was vice consul en vertegenwoordigde het Ottomaanse rijk, Portugal en Brazilië via hun consulaten in Glasgow.
In 1892 nam een zekere Joseph Robert Holmes Bowmore over. In 1925 kocht J.B. Sheriff & Co de distilleerderij om het in 1950 opnieuw te verkopen aan William Grigor & Son Ltd.. Gedurende de twee wereldoorlogen lag de productie stil. Tijdens WOII deden de gebouwen trouwens dienst als uitvalsbasis voor de RAF Coastal Command (o.a. watervliegtuigen).
Na het faillissement in 1963 ging Bowmore deel uitmaken van Stanley P. Morrison, later omgevormd tot Morrison Bowmore Distillers Ltd. (samen met o.a. Auchentoshan en Glen Garioch). Deze holding is sedert 1994 eigendom van de Japanse gigant Suntory.

Bowmore heeft z’n eigen moutvloer en droogt z’n gemoute gerst gedeeltelijk op een turfvuur, resulterend in een fenolengehalte tussen 18 en 25 p.p.m.. Omdat de gerstproductie op Islay onvoldoende is, voert het ook (reeds gemoute) gerst in. Bowmore heeft met twee wash stills en twee spirit stills een jaarlijkse productie van ongeveer 2 miljoen liter. De whisky wordt gebotteld in Springburn (Glasgow), voor een groot deel als single malt whisky. Een deel wordt ook gebruikt voor blends als Black Bottle, Islay Legend of King Pride.

De distilleerderij brengt een uitgebreid aanbod aan leeftijden en finishes op de markt, die niet allemaal een even consistente kwaliteit bieden. Over het algemeen wordt de whisky gekenmerkt door een rokerig en zilt aroma, duidelijk minder zwaar geturfd dan de drie zuiderburen op Islay, maar anderzijds wel meer dan een gemiddelde Bruichladdich of Bunnahabain.
Om één of andere bizarre reden hebben distillaten van de jaren 80 vaak een zeeparoma, wat niet echt bevorderlijk is voor de smaak… Indien je echter de hand kan leggen op een distillaat van de jaren zestig (of ouder), weet dan dat je waarschijnlijk een pareltje in bezit hebt.

In september 2007 heeft het veilingshuis McTear’s een 157 jaar oude Bowmore geveild voor 29.400 pond (op dat moment een slordige 41.500 euro), meteen de duurste whisky ooit. Hieronder mijn proefnotities… van, ahum, iets anders:

 
Bowmore 16y 1989 Cask Strength, 51.8%, OB 2005 – Islay – 77/100
Mooi rokerig in de neus. Lichte turf ook. Smaak is minder. Zeep? Wat ziltig ook, naast de vanille en het fruit. Drop. Kruidig in de lichte maar elegante afdronk. Niet slecht (zeker wat de neus betreft), maar eens je die zeep hebt opgemerkt, is ie … euh, om zeep.
 
Bowmore 15y 1992/2008, 46%, Cadenhead, 333 bottles – Islay – 72/100
Zwaar geturfd voor een Bowmore. Daarnaast wat zoets en frutigs. Kamille ook. Smaak valt tegen, vrij vlak. Zachte, zoet turf, maar wat plattekes. Ook de afdronk is een mager beestje.

Samaroli tasting – het verslag

Vandaag stuur ik zoals beloofd mijn verslag van de nu al legendarische Samaroli tasting van vorige vrijdag de wereld in. Voor diegenen die rechtstaan achter hun computer stel ik voor even te gaan zitten.

 

De eerste whisky die Silvano Samaroli inschok – ’t is te zeggen, liet inschenken, dit soort man heeft daar personeel voor – was een jonge Glen Garioch. Een schitterende jonge Glen Garioch.

Glen Garioch 8y 1971, 59.6%, Samaroli, 2280 bottles – Highland – 96/100
Een neus met een erg hoge ‘wow’ factor. De heerlijkste sherry gemixt met de heerlijkste turf. Koffie, tabak, rubberen banden… voor een highlander behoorlijk medicinaal ook. Na een tijdje ook wat farmy notes. Geitenstal, merkt iemand op. Geitenstal? Mmm, om dat onderscheid te kunnen maken, moet ik mijn kinderen toch nog eens bewegen tot een boerderijbezoek. Immers, zo alleen op een boerderij toekomen met de vraag de stallen eens te mogen ruiken, komt misschien wat vreemd over. We wijken af. Heb ik al fruit vermeld? Perzik that is. Bon, proeven nu. Oh boy, dit is van hetzelfde kaliber als de neus. Massive! Schitterende, subtiele turf… rook, zilt, hout, koffie, karamel, zoet fruit… Perfecte balans tussen de sherry en de jonge turf. Hoe kan in godsnaam een 8 jarige whisky dit ten toon spreiden? Naar het einde beetje (aangenaam) bitter en kruidig. Is het woord complex hier al gevallen? Wel, dit is een ongelooflijk complexe whisky. Sublieme afdronk op rook en vanille. Veruit de beste -10 jarige die ik ooit gedronken heb. 96 punten. Punt.
 

Nummer twee was een Ardbeg uit het magische Ardbeg jaar 1974. Weliswaar ook een erg jonge, maar gezien de lofbetuigingen die over deze whisky de ronde doen, denk ik niet dat dat hier een probleem vormt. Deze Ardbeg heeft zowat dezelfde reputatie opgebouwd als de Glen Garioch. Een stevige.

Ardbeg 9y 1974, 59%, Samaroli, 2400 bottles – Islay – 94/100
Misschien wel de krachtigste neus die ik ooit heb waargenomen! Zo één die je benen onder je lijf maait. Gelukkig zat ik. Als de eerste alcohol en scherpe turf (en zelfs vers gelegde asfalt) wat is weggetrokken, krijg je rook en houtskool. Typische barbeque toestanden. Maar daar blijft het niet bij. De neus wordt langzaamaan zoeter en fruitiger (appel?) en daarna komt er ook balsamico door. Complex, maar vooral indrukwekkend krachtig. Hetzelfde kan gezegd worden van de smaak. Die wordt enerzijds gekenmerkt door veel turf en rook, maar is anderzijds ook behoorlijk zoet, met vanille en zoethout. Het is een botteling op 59%, dus het klinkt misschien een beetje lullig om dit een straffe whisky te noemen, maar toch is het zo en niet zozeer omwille van het alcoholpercentage maar wel omwille van de ongelooflijke intensiteit en kracht. En dan hebben we de afdronk nog niet gehad… lang, ik bedoel héééél lang, rokerig… zalig! Ja wadde, dit is dus echt een whiskybom. Geweldige whisky zoals ie spijtig genoeg niet meer wordt gemaakt, resulterend in een verdiende 94 punten. En dan moest het beste nog komen…
 

En dit beste was de 18 jarige Bowmore uit de Bucket, euh Bouquet reeks. Volgens sommigen die de eer hadden deze whisky reeds eerder te proeven zonder meer de beste whisky ooit. Zo hebben zowel Luc Timmermans als Dominiek Bouckaert – twee heerschappen die toch al ’t één en ’t ander gedronken hebben – deze Bowmore gewoonweg 100/100 gescoord. Laat ons zeggen dat mijn verwachtingen hoog gespannen waren…

Bowmore 18y 1966, 53%, Samaroli ‘Bouquet’, 720 bottles – Islay – 99/100
Gho, waar begin je met zo’n overweldigende neus? Ik stel voor bij het fruit, want dat is wel erg prominent aanwezig. Het bij een oude Bowmore verwachte tropische fruit, maar ook peer, zo’n goei sappige… ananas (euh, dat is tropisch zeker?), citroen, pompelmoes… een behoorlijk superieure fruitsalade als het ware. En wat naast al dat fruit? Wel, heel wat. Om te beginnen de oh zo geweldige ‘boerderij’ sensaties: subtiele geur van stallen, van hooi, tot de mest toe. Hu, kunnen we dat spreken van fruitsalade met een toefje mest? Soit, zilt ook, wat zoets, rook… en dan mis ik ongetwijfeld nog een groot deel. Onvoorstelbaar complex en vooral intergalactisch lekker. Nu de smaak. Ook hier veel fruit, allerlei citrus (nota voor mezelf: dit kan in het vervolg als ‘agrum’ omschreven worden), naar het einde meer neigend naar (bittere) pompelmoes. Heerlijk. Kamille ook. Peper en zoethout. Schitterende balans tussen zoet en bitter. En zilt. Geweldig lange, intense, fruitige, licht rokerige afdronk. Man man, moeilijk om op zo’n tasting objectief te blijven zoeken naar geur- en smaaksensaties. Dit is dus echt wel hemels.
Maar nu de score. Is deze whisky 100 punten waard? Misschien wel, maar mijn hoogste score tot op vandaag is 97 (voor een Brora en een Ardbeg). Ok, deze ís ook wel nog dat ietsje beter – dit klinkt te eufemistisch, ik bedoel deze is absolute top in whisky – maar meteen de sprong naar de 100 is me wat gewaagd. Indien ik deze Bowmore 100 punten geef, eindigt het hier wel. Dan ontneem ik mezelf immers de hoop ooit nog iets beters te proeven. En neen, die hoop wens ik levend te houden. 99 wordt het dus. Ook niet slecht en by far het beste wat ik ooit in m’n glas heb gehad. Punt. Zucht. Punt.

Laat het een kadotip zijn, ik verjaar op 23 januari. Nu ja, je moet naast erg veel geld ook veel geluk hebben, heb het laatste jaar nergens een fles te koop zien staan. En als er al één te koop zal worden aangeboden, is Dominiek er geheid me aan de haal.
 

Ze bottles

Ze bottles


 

Zie zo, tot zover een avondje in het gezelschap van fijn volk en dito whisky. Ik begin me zo stilaan bewust te worden van het feit dat het leven er zonder whisky voor mij toch een pak minder interessant zou uitzien.

 

Belastingsaangifte

Vandaag zitten zwoegen op onze belastingsaangifte. En dan blijkt dat we volgend jaar minder gaan terugtrekken dan dit jaar… Heb maar wat troost gezocht in een geweldig lekkere, oude Bowmore.
 
Bowmore 32y 1968, 45.5%, OB 2000, 1860 bottles – Islay – 92/100
Mijn eerste jaren zestig Bowmore… Fantastische neus met veel fruit (tropisch fruit, maar ook appel, peer, banaan), heerlijke rook, bloemen, vanille. Iets waxy (boenwas) ook. Erg complex. Ook fruit in de smaak (eerder citrus hier), naast kruiden en weerom de zalige rook. Lange afdronk. 92 punten, vooral dankzij de indrukwekkende neus.
 
Voor alle duidelijkheid, dit was een sampletje van 2cl, geen fles. Zoveel hebben we dit jaar nu ook weer niet teruggetrokken…

The Whisky Exchange (TWE) en hun Single Malts of Scotland (SMoS)

The Whisky Exchange, onderdeel van Speciality Drinks van de gebroeders Sukhinder en Rajbir Singh is een begrip in Groot-Brittannië en ver daarbuiten. Deze online whiskyhandel zag het licht in 1999. Op de website vind je meer dan 1.500 whisky’s, alsook honderden cognacs, rums en andere geestrijke dranken.
Aangezien het aanbod aan andere dranken de jongste jaren enorm is toegenomen en het niet evident is een cognac te zoeken op een website die de naam ‘The Whisky Exchange’ draagt, werd recent www.specialitydrinks.com uit de grond gestampt. Op deze site vind je een duizendtal diverse sterke dranken, waaronder heel wat zeldzame bottelingen, van rum tot absynth, van armagnac tot tequila.
Recent opende The Whisky Exchange een winkel in hartje Londen, welke ik eind deze maand met een bezoekje (en ongetwijfeld aankoop) ga verblijden.

Door de jaren heen kon TWE de hand leggen op vaten single malt whisky van verschillende Schotse distilleerderijen. Deze whisky’s worden sinds 2005 gebotteld onder het Single Malts of Scotland (SMoS) label, en natuurlijk te koop aangeboden op de website. Heel wat van deze bottelingen vind je trouwens ook bij andere whiskyslijters over de hele wereld.
Het merendeel (van 10 tot 40 jaar oud) wordt als single cask en op vatsterkte gebotteld, en altijd uncoloured en un-chillfiltered.
 
Ardmore 12y 1994/2007, 46%, TWE Single Malts of Scotland, casks 578 & 598, 745 bottles – Speyside – 80/100
Botteling van twee Hogshead vaten. Scherpe neus die langzaam toegankelijker wordt. Granen en wat kruiden. Peper. Lichte rook. Gerookte zalm? Smaak is wat zoet met lekkere turf. Erg subtiel allemaal, en lekker. Relatief lange, zoete en rokerige afdronk.
 
Bowmore 16y 1990/2007, 58.6%, TWE Single Malts of Scotland, cask 1333, 283 bottles – Islay – 85/100
Ah, eindelijk nog eens een lekkere Bowmore! Aangename rook in de neus, zonder de zeep deze keer. Honing ook, en iets bloemigs. Zoete smaak met honing, chocolade en heerlijke rook. Gerookte heilbot! Wat peperig ook. Lange afdronk op honing en rook. Mooie balans.

The Scotch Malt Whisky Society (SMWS)

De Scotch Malt Whisky Society is een genootschap van whiskyliefhebbers, opgericht in 1983 met als doel het promoten van Schotse single malt whisky. Het bottelt vaten van zowat iedere Schotse distilleerderij, alle single casks op vatsterkte en non-chill-filtered.
De bottelingen van de SMWS dragen alle hetzelfde label, en worden enkel onderscheiden door twee getallen. Het eerste verwijst naar de distilleerderij. De Society mag immers de naam van de betreffende distilleerderij niet vermelden. Je hebt dus de lijst met getallen en bijhorende distilleerderijen nodig om te weten wat je drinkt of koopt. Het tweede getal verwijst naar het nummer van de botteling. Zo is 85.12 het 12e vat Glen Elgin (85) dat de Society bottelt.
Tot op heden heeft de SMWS vaten van 125 distilleerderijen gebotteld, Glenmorangie sluit de rij met nr. 125.

De bottelingen van de SMWS zijn enkel beschikbaar voor leden en zijn dus niet te vinden in de reguliere handel. Sinds kort zijn de SMWS whisky’s ook in de Benelux verkrijgbaar via een filiaal in Roosendaal, Nederland. Lidmaatschap kost het eerste jaar 110 euro, jaarlijks hernieuwbaar aan 60 euro. Ieder lid krijgt op regelmatige basis een nieuwsbrief en bijhorende bottelinglijst.
Voor iedere botteling is er een proefnotitie beschikbaar, opgesteld door het SMWS proefpanel. Dit panel geeft elke botteling ook een ‘poëtische’ naam. Momenteel telt het genootschap wereldwijd meer dan 15.000 leden.

Vandaag en morgen publiceer ik enkele proefnotities van SMWS bottelingen die ik recent kon proeven.
 
Highland Park 22y 1984/2007, 52.7%, SMWS 4.113, 271 bottles – Orkney – 75/100
Deze fles draagt het nummer 4.113, wat wil zeggen dat het om het 113de vat van Highland Park (nr. 4) gaat. Hij kreeg als naam Hush-a-by Hoggie mee, waarmee we meteen weten dat het een Hogshead vat betreft.
De neus is zonder water erg gesloten en geeft enkel wat houtskool associaties. Met water wordt ie meer typisch Highland Park, zowel in de neus als in de smaak. Honing, sinaas, beetje kruiden en wat rook. Ziltige afdronk. Gewoon lekker.
 
Bowmore 10y 1997/2007, 59.6%, SMWS 3.132 – Islay – 79/100
Deze botteling draagt het nummer 3.132 (132e vat Bowmore) en m’n heeft dit Beachcomber’s tipple (strandjutter’s drankje) genoemd. Is een botteling van een Refill Hogshead vat. Cleane, wat zoete neus met turf en fruit, zonder enige zeep associatie. Hebben ze het bij Bowmore eindelijk begrepen? Smaak is stevig, wat zoet, maar vooral rokerig. Ook rook in de afdronk.
 
Springbank 11y 1996/2007, 57.9%, SMWS 27.66 – Cambeltown – 63/100
Deze botteling van de SMWS draagt het nummer 27.66, waaruit je kan afleiden dat het een Springbank betreft (nr. 27). De naam heb ik vergeten te noteren. Neus is erg fris, bloesemig, maar ook fruitig. Appel. Smaak vind ik maar plattekes, weinig expressief. Water toevoegen helpt niet echt. Bloemen en slappe thee. Heel lichte rook, ook in de afdronk. Slechte Springbank.
 
Teaninich 21y 1983/2005, 56.6%, SMWS 59.31, 252 bottles – Highland – 80/100
Draagt het nummer 59.31. Is dus het 31e vat van distilleerderij met nr. 59. Kreeg de naam Light smoke from a wood fire opgeplakt. Effe de SMWS lijst erbij halen en 59 blijkt Teaninich te zijn, mijn eerste Teaninich trouwens. Neus is aangenaam zoet en fruitig. Fruitsnoepjes! Ook een hint van rook (toch wel). Zachte fruitige smaak, vlot drinkbaar. Middellange finish.

Enkele klassiekers – de letter B

En vandaag diepen we proefnotities van enkele klassiekers met de letter B op.

The Balvenie 12y ‘Double Wood’, 40%, OB 2001 – Speyside – 81/100
Sherry, zoetig (marsepein?) en licht maltig. Fruit ook. Ben geen Speyside fan, maar deze is een aanrader! Stevige, mooi gebalanseerde malt met een lange, kruidige afdronk.
 
Bowmore 12y, 40%, OB 1999 – Islay – 62/100
Rook, beetje zilt, bloemen en… zeep. Lavendelzeep. Zowel in de neus, de smaak als in de afdronk. Zonder die zeepsmaak zou dit best een lekkere whisky zijn, want heel wat aangename elementen, alle mooi de das om gedaan door de zeep. Wat heeft men op Bowmore in de jaren 80 toch z’n best gedaan z’n whisky te verkrachten!
 
Bruichladdich 10y, 46%, OB 2005 – Islay – 79/100
Licht geturfd. Beetje ziltig. Beter dan de 12y, complexer en meer body. Wat zoet (honing). Lekkere afdronk.
 
Bunnahabhain 12y, 40%, OB 2006 – Islay – 71/100
Een buitenbeentje onder de Islay’s. Hoegenaamd geen turf. Licht rokerig in de neus & afdronk. Neus wat peperig ook. Smaak maltig, bourbon, wat bitter. Haalt de 70 punten, maar met de hakken over de sloot.